4.1 De pruikentijd

Moeilijke woorden 4.1
1 / 23
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Moeilijke woorden 4.1

Slide 1 - Woordweb

Wat is een revolutie?

Slide 2 - Woordweb

De vlucht van de koning
Sinds 1789 waren de burgers van Frankrijk in opstand gekomen tegen de.....

Slide 3 - Open vraag

Waarom waren de burgers van Frankrijk zo boos op de koning?

Slide 4 - Open vraag

Wie dragen er tegenwoordig een pruik?

Slide 5 - Open vraag

Waarom droeg men vroeger pruiken?

Slide 6 - Open vraag

4.1 De pruikentijd 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Achteruitgang Nederlandse economie
  • Wat de pruikentijd is
  • Dat Frankrijk een standenstaat is.
  • Wat een standenmaatschappij is.
  • Waarom de derde stand ontevreden is

Slide 8 - Tekstslide

Nederland in verval
  • Nederland niet meer machtigste rijkste land van Europa
  • Het gaat slecht met handel en nijverheid
  • Bankiers deden goede zaken
  • Rijke families dure huizen (voor in de zomer) aan de Vecht (Utrecht)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Pruikentijd
  • 18e eeuw pruikentijd (mode voor de rijken)
  • Adel en hoge burgerij lieten door pruiken zien hoe rijk en belangrijk ze waren (aanzien)

Slide 12 - Tekstslide

Economische bloei in Frankrijk
  • Groot Brittannië koploper economische bloei en macht.
  • Frankrijk kwam handel en nijverheid ook tot bloei.
  • Veel schepen kwamen aan in de Atlantische havens met goederen, zoals katoen, tabak, koffie en suiker.
  • Rond Parijs grote bedrijven die behang, wapens en wandtapijten produceerden.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Economische bloei in Frankrijk
  • 85% van de Fransen woonde eind 18e eeuw op het platteland.
  • Grootste gedeelte leefde van de landbouw.
  • Ze gingen gebukt onder de verplichtingen van de plaatselijke adel (pacht, belasting en herendiensten)

Slide 15 - Tekstslide

Franse standenmaatschappij
  • Frankrijk standenmaatschappij
  1. Eerste stand geestelijken (personeel kerk)
  2. Tweede stand (koning en adel)
  3. Derde stand boeren en burgers

Slide 16 - Tekstslide

Standenstaat. Eerste- en tweede stand allerlei voorrechten
  • Alleen leden van adel konden de hoge banen krijgen in het leger en als ambtenaar.
  • Geestelijken en adel werden minder streng gestraft voor dezelfde misdaden.
  • Derde stand verdiende het minste, maar betaalde de meeste belasting (soms 70% van het inkomen).
  • Koning absoluut vorst

Slide 17 - Tekstslide

De drie standen

Slide 18 - Tekstslide

Wie zitten er bovenop?

Wat wil de tekenaar duidelijk maken?

Slide 19 - Tekstslide

Verlichting
  • Alles kunnen begrijpen en verklaren met je verstand (rede)
  • Door rationeel (met verstand) te denken over oplossingen problemen zouden armoede en ellende verdwijnen.
  • Ideaal van verdraagzaamheid tussen verschillende godsdiensten.
  • Voltaire (deïst) zei God heeft de wereld gemaakt, maar kijkt er verder niet naar om.

Slide 20 - Tekstslide

Verlichting
Verlichte denkers kritiek op standenmaatschappij.
Mensen van nature gelijk.
Gelijke rechten voor iedereen.
Mensenrechten: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst.
Iedereen gelijk voor de wet.
Montesquieu Trias Politica

Slide 21 - Tekstslide

Montesquieu
Driemachtenleer
Wetgevende macht: parlement controleert regering en mag wetten maken
Uitvoerende macht: President of regering. Bestuur van het land.
Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 23 - Woordweb