Fictie en Poëzie les 9: kenmerken van gedichten


Fictie & Poëzie Les 9

Nederlands
G3 P1 2019-2020


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Fictie & Poëzie Les 9

Nederlands
G3 P1 2019-2020


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Terugblik
Je kent nu verschillende kenmerken van gedichten:

  • versregels 
  • enjambement
  • strofe
  • binnenrijm, eindrijm, rijmschema, volrijm, halfrijm
  • assonantie en alliteratie

Slide 3 - Tekstslide

Vooruitblik
Aan het eind van deze les ...

... herken je verschillende rijmschema's in de gedichten van je klasgenoten.
... kun je de rijmschema's in deze gedichten benoemen. 
... kun je het verband tussen de strofes herkennen en benoemen.




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar de studiewijzer en download: Gedichten G3A

  1. Benoem het rijmschema per strofe. Noteer dit boven iedere strofe.
  2. Noteer de letters achter de strofen. 
  3. Benoem het verband tussen de verschillende strofes.
  4. Markeer de alliteratie (de medeklinker die wordt herhaald).



timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten

Maak nu de opdrachten op de volgende slides: 8 t/m 18.

Slide 8 - Tekstslide

Assonantie
Alliteratie
Broederliefde – Nightvision
Laat ze zien wat we zagen
Shit we vertragen
Achter de ramen net als vazen
Rij rij rij, maar mijn glazen zijn beslagen

Broederliefde – Niet meer terug
Armoede was vroeger
toen het zo begon
Roeien met de riemen
toen ik op de bodem stond
Kwam zoek en zag woede en ik overwon
Want je koestert als je moeilijk in die motion komt


Slide 9 - Sleepvraag

0

Slide 10 - Video

Dit is een voorbeeld van een..
A
Overdrijving
B
Herhaling
C
Tegenstelling
D
Opsomming

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van een...
A
Understatement
B
Hyperbool
C
Eufemisme
D
Omgekeerde climax

Slide 13 - Quizvraag

0

Slide 14 - Video

Als achter vliegen vliegen vliegen, vliegen vliegen vliegen achterna. Dit is een voorbeeld van een...
A
Climax
B
Herhaling
C
Metafoor
D
Hyperbool

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van een
A
Eufemisme
B
Vergelijking
C
Metafoor
D
Hyperbool

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van een..
A
Herhaling
B
Hyperbool
C
Opsomming
D
Vergelijking

Slide 19 - Quizvraag

Kenmerken gedicht

Typografie
Afwijkend gebruik van interpunctie
Opbouw in strofes
Beeldspraak
Rijm 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Strofes
Een strofe is een andere benaming voor een alinea en wordt gebruikt in gedichten.

Dus: het stukje tekst tussen de witregels in.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Opdracht: Van songtekst naar gedicht
1. Zoek een Nederlandse songtekst uit die je aanspreekt en bestudeer deze tekst goed. Wat is de boodschap of het verhaal in deze songtekst?
2. Probeer aan de hand van de tekst een kort gedichtje te maken of een gedicht te zoeken. 
3. Sla de teksten op in een Word-document. Dan gaan we daar volgende les mee aan de slag.

Tips:
• Denk hierbij aan andere manieren om die boodschap te omschrijven.
• Gebruik bijvoorbeeld straattaal, dialect of juist oud Nederlands.
• Durf een beetje mysterieus te zijn en laat informatie weg door bijvoorbeeld niet te
beschrijven wie of wat je onderwerp van het gedicht is, laat een voorwerp het woord voeren of vertel niet waar het gedicht zich afspeelt. Pas op dat je niet té vaag wordt, want dan wordt je gedicht onbegrijpelijk.

Slide 24 - Tekstslide

…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 25 - Quizvraag

en ondertussen dan nog die hete aardappel van een referendum voor zich uitschuiven...
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 26 - Quizvraag

...de man die het aan zijn xenofobische laars lapt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 27 - Quizvraag

Laten we geen wolk van pessimisme over Nederland trekken.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 28 - Quizvraag