Autorijden heeft een Ev van -0,6. De benzineprijs stijgt met 4%. Hoeveel minder kilometers wordt er gereden in procenten? (tip; gebruik 6/3/2 methode)
A
+ 2,4%
B
- 0,15%
C
+ 6,7%
D
+ 8%
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Autorijden heeft een Ev van -0,6. De benzineprijs stijgt met 4%. Hoeveel minder kilometers wordt er gereden in procenten? (tip; gebruik 6/3/2 methode)
A
+ 2,4%
B
- 0,15%
C
+ 6,7%
D
+ 8%
Slide 1 - Quizvraag
Mijn product is prijsinelastisch. Ik verlaag mijn prijs. Wat doet de omzet?
A
TO omlaag, want %Qv > % P
B
TO omhoog, want %Qv > % P
C
TO omhoog, want %Qv < % P
D
TO omlaag, want %Qv < % P
Slide 2 - Quizvraag
Product X verhoogt de prijs met 0,10 eurocent, naar € 1,65. De afzet was voor de prijsverandering 1800 stuks, nu nog 1600 stuks. Bereken de Ev.
A
- 1,72
B
- 1,38
C
- 0,58
D
- 11,1
Slide 3 - Quizvraag
Wat heb je tot nu toe geleerd
- Ev, Ey, Ek berekenen
- Ev, Ey, Ek beoordelen (elastisch of inelastisch)
- invloed Ev op de omzet
(TO verandering bij elastisch of inelastisch goed)
Slide 4 - Tekstslide
kruislingse elasticiteit
Niet alleen de prijs van het product zelf, ook de prijs van een ander (concurrerend, of complementerend) goed kan de vraag een product bepalen.
Bijvoorbeeld: Coco-Cola verhoogt zijn prijzen. Wat ziet Pepsi met zijn afzet gebeuren denk je?
Slide 5 - Tekstslide
Formule Ek
Kruislings prijselasticiteit (Ek) bereken je door:
% verandering Qv product A
--------------------------------
% verandering P product B
Lees blz 75 goed door
(Gevolg)
(Oorzaak)
Slide 6 - Tekstslide
voorbeeld substitutie
Een substitueerbaar product is bijvoorbeeld Pepsi van Coca-Cola. Wordt CC te duur, gaan mensen Pepsi kopen.
Hoe duurder (++) CC, hoe meer afzet Pepsi (++)
Kortom: substitutie heeft een POSITIEVE Ek.
Slide 7 - Tekstslide
voorbeeld substitutie
Substitutiegoed heeft een POSITIEVE Ek.
Coca-Cola verhoogt zijn prijs met 4%. Pepsi ziet hierdoor zijn afzet met 3% toenemen.
+3%/ +4% = Ek= + 0,75
Volg (en dus leer) de formule
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld complementair
Complementaire goederen zijn aanvullende goederen, bijvoorbeeld koffie en koffiemelk. Als de prijs van koffie stijgt, dan zal de vraag naar koffiemelk dalen.
Prijs koffie ++, dan zal vraag koffiemelk -/-
kortom, complementair heeft een NEGATIEVE Ek
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld complementair
Complementaire goederen hebben een NEGATIEVE Ek
Koffie wordt door een misoogst 6% duurder. De vraag naar koffiemelk neemt hierdoor met 4% af.