Voltooid deelwoord met antwoorden VT PV opdracht 15 t/m 18

Vandaag:

het
voltooid deelwoord


1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag:

het
voltooid deelwoord


Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 15
1 Bonifatius predikte 2 De leenman hief, doodde 3 De wond bloedde 4 de dokter aanraakte, schreeuwde de jongen 5 verminderde de veestapel 6 De geleerde wijdde 7 rampen bedreigden, hij stichtte 8 De Noormannen plunderden 9 Graaf Willem II verleende 10 Floris str eed 11 onderwierp hij 12 Floris V bouwde 13 Een middeleeuwse stad telde 14 Vele horigen vestigden, verwierven

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 15
15 De middeleeuwer geloofde 16 volgde Filips II 17 De kok tilde 18 Het volk streed 19 de helikopter landde, ontdekte men, er iets mankeerde 20 De antiquair bood

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 16
1 Willem IV verloor 2 aanvaarde Filips de Schone 3 daalde de parachute 4 eindigden de middeleeuwen 5 Welke periode begon 6 De wind suisde 7 De oude chauffeur erfde 8 De eerste pogingen mislukten, bereikte de reddingsboot 9 De dichter Vondel stierf 10 De inbrekers  begroeven 11 schreed de koningin

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 16
12 Men vreesde 13 Simon Stevin construeerde, beproefde 14 De directeur ziedde, uitlachte 15 voerden kooplieden 16 begaf de agent 17 De meeste mensen geloofden, de zon draaide 18 De Portugezen ontdekten 19 De oude man staarde 20 Schout en schepenen oefenden

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 17
15 De leden van de expeditie versmachtten 16 De genodigden begaven, hun wachtte 17 betrad de minister-president 18 Oom Jan stofzuigde, tante afstofte 19 De acrobaat verrichtte 20 De mannen scholden, schreeuwden

Slide 6 - Tekstslide

het voltooid deelwoord

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wat een voltooid deelwoord is
  • Ik kan een voltooid deelwoord juist schrijven
  • Ik weet dat er alleen een voltooid deelwoord in de zin staat, als de zin een pv heeft van hebben, zijn of worden 

Slide 8 - Tekstslide

voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en.
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren friet gegeten.
                  Hij heeft zijn huiswerk niet gedaan.
                 Zij hebben op hun saxofoons geblazen.
                 Het ijs is gesmolten.

Bij het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden schrijf je wat je hoort.

Slide 9 - Tekstslide

Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Bij het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord gebruik je dezelfde regels als de persoonsvorm verleden tijd: 't sexy fokschaap.

Slide 10 - Tekstslide

Nogmaals: Hoe d en t bepalen voor de pv verleden tijd en voltooide tijd
Hulpmiddel:  'T KOFSCHIP+X  Alleen de medeklinker gebruiken: TKFSCHPX                                                                                        
1. Kijk naar het hele werkwoord
2. Haal -en eraf (werken = werk, verven = verv). Dit noem je de stam van het werkwoord.
3. Kijk naar de laatste letter: 
Wel in   'T KOFSCHIP+X    =   t-woord (gewerkT)
Niet in 'T KOFSCHIP+X     =  d-woord (geverfD)

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord 
Let op: naast het voltooid deelwoord staat altijd een vorm (hulpwerkwoord) van hebben, zijn of worden in de zin.
Jan is naar school gelopen.
gelopen = voltooid deelwoord
is = persoonsvorm en hulpwerkwoord




Slide 12 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Let op: naast het voltooid deelwoord staat altijd een vorm (hulpwerkwoord) van hebben, zijn of worden in de zin.
Wat ben je veranderd.
veranderd = voltooid deelwoord
ben = persoonsvorm en hulpwerkwoord




Slide 13 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden...
1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm en hulp werkwoorden
ben (pv - tt)
hebt (pv - tt)
wordt (pv - tt)
heeft (pv - tt)
had (pv - vt
is (pv - tt)
word (pv- tt)
voltooid deelwoorden

veranderd
 uitgekozen
 gehersenspoeld
bedacht
 gepakt
geweest
 gereden

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen

Slide 16 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 17 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 18 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 19 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 20 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 21 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 22 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 23 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Slide 24 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes (snijden)

Slide 25 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik ben al 3 jaar ...(trouwen)

Slide 26 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 27 - Quizvraag

Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
A
onthouden
B
geonthouden

Slide 28 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:

pletten

Slide 29 - Open vraag

voltooid deelwoord van
vouwen

Slide 30 - Open vraag

voltooid deelwoord
van raadplegen

Slide 31 - Open vraag

voltooid deelwoord
proeven
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 33 - Quizvraag

'Het voltooid deelwoord van verkleuren is 'verkleurd'
A
juist
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Lesdoel 1
Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord schrijf van gewone en samengestelde werkwoorden
Voltooid deelwoord zwak werkwoord: reizen

* schrijf ge- op
* zet de ik-vorm  TT erachter
* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip
ja - t
nee - d

Voltooid deelwoord samengestel zwak werkwoord: rondreizen

* schrijf het eerste deel van het samengesteld woord op: rond
* zet er ge- achter
* zet de ik-vorm  TT erachter
* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip
ja - t
nee - d


Slide 36 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van
aanzetten

Slide 37 - Open vraag

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien
A
ontdooid
B
ontdooit

Slide 38 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van
aanraken

Slide 39 - Open vraag

Voltooid deelwoord van
afleiden

Slide 40 - Open vraag

Voltooid deelwoord van
aankleden

Slide 41 - Open vraag

Bij de werkwoordspelling bepaal je eerst of het een PV of een voltooid deelwoord is (of volledig werkwoord), dan kijk je of het onderwerp in enkelvoud of meervoud staat.
          + T

Slide 42 - Tekstslide


PV?
Nee,  dan is het of een voltooid deelwoord of een volledig werkwoord.

Slide 43 - Tekstslide