H4fan1 5-12-20 GRAMMA

H4 - mardi 12 mai - 2e
BUT: GRAMMA BETREKKELIJK VNW OEFENEN!
Le week-end?
WRTS vorige week - enkele opmerkingen
Maakhuiswerk vandaag - opmerkingen
Bespreken ex 24 p.80/81
Extra vragen maken - interactief!
DEVOIRS POUR JEUDI: LEREN! + MAAK DE EXTRA OPDRACHT IN MAGISTER!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 - mardi 12 mai - 2e
BUT: GRAMMA BETREKKELIJK VNW OEFENEN!
Le week-end?
WRTS vorige week - enkele opmerkingen
Maakhuiswerk vandaag - opmerkingen
Bespreken ex 24 p.80/81
Extra vragen maken - interactief!
DEVOIRS POUR JEUDI: LEREN! + MAAK DE EXTRA OPDRACHT IN MAGISTER!

Slide 1 - Tekstslide

Questions ex 24?
Pak je boek erbij - p.80

Réponses ex 24B
1a het betrekkelijk vwn is onderwerp van de bijzin:
1 un camping [qui se trouve à 100 mètres du lac]
3 un emplacement [qui est près de la piscine]



Slide 2 - Tekstslide

Vervolg réponses ex 24b
Réponses ex 24B
1b het betrekkelijk vnw is lijdend voorwerp van de bijzin
2 le jean [que j'ai acheté chez H&M]
4 l'invention [que vous trouvez la plus intéressante]
5 le garcon [qu'on a rencontré hier]
6 le choix [qu'il a fait]

Slide 3 - Tekstslide

Vervolg p.80 - ex 24B
2 onderstreep het juiste betrekkelijk vnw
a Pour Julie, c'est le style [qui compte]- die telt
b J'aime les macarons [qu'il a préparés]. - -die hij heeft klaargemaakt
c Où est le cadeau [que je t'ai donné]? - dat ik je gegeven heb

3 hoef je niet actief te weten; onderstreep het juiste betr vnw
a La feuille [sur laquelle il écrit] est blanche. - waarop hij schrijft
b Les collègues [avec qui il travaille] sont sympas. - met wie hij werkt
c La situation [dans laquelle il se trouve] est grave. -  waarin hij zich bevindt


Slide 4 - Tekstslide

vervolg p.81 - 24B
4 hoef je niet actief zelf te doen  - Vul het juiste woord in
a C'est le tournoi [auquel je vais participer] (à + lequel) - waar ik aan mee ga doen
b Tu connais la rue [ habite Monsieur Legrand]? -  waar Monsieur Legrand woont
c J'ai regardé le film [dont vous m'avez parlé]. (parler de => dont) - waarover u mij heeft verteld
5 onderstreep de juiste vorm en vertaal de zin
a Notre équipe a gagné, ce qu'on trouve formidable - wat we geweldig vinden.
b Il a réussi son examen, ce qui est incroyable - wat ongelooflijk is
c Ce que vous dites, n'est pas vrai. - Wat u zegt is niet waar.

Slide 5 - Tekstslide

Vervolg p.81 - ex 24c
1 Le copain [avec qui elle partira en vacances] est malade.  -met wie zij op vakantie zal gaan
2 Le week-end [que nous avons passé ensemble] était un grand succès.
                                                                                                                   - dat wij samen hebben doorgebracht
(3 où)
(4 sur lequel)
5 Timéo ne m'a pas invité, [ce qui m'étonne beaucoup]. - wat mij heel erg verbaast
6 Les sanitaires, [qui sont nettoyés tous les matins], sont propres. 
                                                                                                               - die elke ochtend worden schoongemaakt
7 André va gouter le macaron [qu'il a choisi]. - die hij gekozen heeft
(8 laquelle)

Slide 6 - Tekstslide

vervolg p.81 - ex 24D
1 C'est le voisin [que nous avons croisé dans la rue].
                                  - die wij zijn tegengekomen op straat
2 Je voudrais remercier les copains [qui m'ont aidé].
                                 - die mij hebben geholpen
3 Tu connais le fleuriste [chez qui j'ai commandé le bouquet].
                                 - bij wie ik het boeket heb besteld
(4 dont - avoir envie de - Jullie kunnen de snoepjes kiezen waar jullie zin
                                                    in hebben.)
5 C'est un hotel [qu'on vous recommande]- dat wij jullie aanraden
(6 dans lesquels)

Slide 7 - Tekstslide

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord: qui of que?
C'est un ami ... m'a aidé beaucoup.
A
qui
B
que

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord: qui of que?
Il a fait un voyage ..... est intéressant.
A
qui
B
que

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste betr.vnw: qui of que?
C'est un voyage ..... je trouve intéressant.
A
qui
B
que

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste betr.vnw:
qui of que/qu'?
Voilà les amis ..... il invite!
A
qui
B
que
C
qu'

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste betr.vnw:
qui of que/qu'?
Voilà les amis ..... vont au cinéma.
A
qui
B
que
C
qu'

Slide 12 - Quizvraag

Kies het juiste betr.vnw:
ce qui of ce que/qu'?
Il est malade, ..... est triste.
A
ce qui
B
ce que
C
ce qu'

Slide 13 - Quizvraag

Kies het juiste betr.vnw:
ce qui of ce que/qu'?
Il chante bien, ..... sa femme adore!
A
ce qui
B
ce que
C
ce qu'

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste betr vnw in:
Je veux inviter les amis ... j'aime!

Slide 15 - Open vraag

Vul het juiste betr vnw in:
C'est une question ..... est intéressante.

Slide 16 - Open vraag

Vul het juiste betr vnw in:
Nous avons perdu, ..... est triste!

Slide 17 - Open vraag