SE06 Poëzieanalyse V5 Les 5: Stijlfiguren (2)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel: 
Aan het eind van deze lessenserie kun je: 
  • gedichten analyseren op vorm;
  • vertellen welke vormen van beeldspraak er zijn;
  • vertellen welke stijlfiguren er zijn;
  • en daarmee gedichten analyseren op inhoud.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?

Willen jullie alsjeblieft even stil zijn?
A
antithese
B
retorische vraag
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 3 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer?

Ik ben vandaag zo vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk. Ik ben behoorlijk vrolijk, zo vrolijk was ik nooit!
A
antithese
B
retorische vraag
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 4 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer?

Groot geworden door klein te blijven.
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer?

'Zelfs nu je zwijgt, hoor ik je graag.'
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 6 - Quizvraag

Stijlfiguren
... om je 'lichter' uit te drukken dan je bedoelt';
... om je 'zwaarder' uit te drukken dan je bedoelt;
... om iets extra nadruk te geven;
... om de lezer aan het denken te zetten; 
... om een grappig effect te bereiken.

Slide 7 - Tekstslide

Expertgroep deel 1
De klas wordt verdeeld in groepjes van 5. Ieder groepslid verdiept zich in een ander onderdeel: 

1. Eufemisme
2. Climax / Anti-climax
3. Pleonasme
4. Tautologie
5. Hyperbool

Opdracht: ieder voor zich bedenkt een uitleg en een voorbeeld. 

Slide 8 - Tekstslide

Expertgroep deel 2
De klas verdeelt zich opnieuw: alle groepsleden 1 gaan bij elkaar zitten, alle groepsleden 2 gaan bij elkaar zitten, etc. 

Opdracht: Bedenk samen de beste uitleg en zoveel voorbeelden als nodig zijn om het duidelijk & compleet uit te leggen. 

Slide 9 - Tekstslide

Expertgroep deel 3
Iedereen gaat weer terug naar het eerste groepje. 

Opdracht: jullie leggen aan elkaar de volgende onderdelen uit: 
1. Eufemisme
2. Climax / Anti-climax
3. Pleonasme
4. Tautologie
5. Hyperbool

Slide 10 - Tekstslide

Dus:

Verzachtende uitdrukking, gebruikt voor zaken waar je niet zo makkelijk over praat of omdat je niet grof wilt overkomen.
A
eufemisme
B
climax/anti-climax
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 11 - Quizvraag

Dus:

Een begrip wordt herhaald door middel van een synoniem (een ander woord van dezelfde woordsoort).
A
eufemisme
B
climax/anti-climax
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 12 - Quizvraag

Dus:

Een eigenschap die al in het woord aanwezig is, wordt extra benadrukt.
A
eufemisme
B
climax/anti-climax
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 13 - Quizvraag

Dus:

Een opsomming waarbij de inhoud steeds sterker/zwakker wordt.
A
eufemisme
B
climax/anti-climax
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 14 - Quizvraag

Jongens, ik heb dit nu al duizend keer uitgelegd!

Slide 15 - Open vraag

Oefenen!
Pak je lesbrief erbij op bladzijde 9
 en maak opdracht 4.

Slide 16 - Tekstslide

Nog meer oefenen!
Pak je lesbrief erbij op bladzijde 21-22
en maak opdracht 9

Slide 17 - Tekstslide

En de laatste oefening:
Pak je lesbrief erbij op bladzijde 23-24
en maak opdracht 10

Slide 18 - Tekstslide