Oefenen met verwijsfouten en lezen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen met signaalwoorden
Kies steeds het juiste soort verband voor de zin. Kijk goed naar de signaalwoorden!

Slide 7 - Tekstslide

De realiteit is echter die van meer dan
200 fietsdoden en 10.000 ernstig gewonden per jaar.
A
oorzakelijk
B
opsommend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 8 - Quizvraag

Terwijl het aantal doden en gewonden onder voetgangers en automobilisten daalt, neemt
dat onder fietsers niet af.
A
chronologisch/tijd
B
tegenstellend
C
redengevend
D
opsommend

Slide 9 - Quizvraag

De kosten die de maatschappij vervolgens maakt, lopen in de miljarden
euro’s.
A
redengevend
B
doel-middel
C
opsommend
D
oorzakelijk

Slide 10 - Quizvraag

De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) adviseert daarom in
een recent rapport dat de fietshelm verplicht wordt.
A
oorzakelijk
B
opsommend
C
concluderend
D
redengevend

Slide 11 - Quizvraag

De minister wil ook
niets weten van een helmplicht om het fietsen veiliger te maken.
A
oorzakelijk
B
opsommend
C
redengevend
D
doel-middel

Slide 12 - Quizvraag

Invoering van de motor-­ en bromfietshelm in 1975 en de veiligheidsgordel
in auto’s in 1976 veroorzaakte een enorm gepiep en gekerm.
A
oorzakelijk
B
tegenstellend
C
chronologisch/tijd
D
concluderend

Slide 13 - Quizvraag

Nu weten we niet meer beter, en
het aantal verkeersslachtoffers nam sindsdien flink af.
A
chronologisch/tijd
B
tegenstellend
C
opsommend
D
concluderend

Slide 14 - Quizvraag

Als de minister er niet aan wil, kunnen ziektekostenverzekeraars de fietshelm als voorwaarde
stellen.
A
oorzakelijk
B
redengevend
C
voorwaardelijk
D
concluderend

Slide 15 - Quizvraag

Miljoenen fietsers aan de helm: het is ook een mooie impuls voor de economie en de
creatieve industrie.
A
tegenstellend
B
opsommend
C
oorzakelijk
D
redengevend

Slide 16 - Quizvraag

Dus: invoeren die verplichte fietshelm!
A
doel-middel
B
redengevend
C
concluderend
D
oorzakelijk

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen met verwijswoorden
Kies steeds het juiste verwijswoord in de zin.

Slide 24 - Tekstslide

Het verbod ...... voor de gehele binnenstad gold, werd door iedereen genegeerd.
A
dat
B
die
C
waar
D
wat

Slide 25 - Quizvraag

... zullen de volgende keer beter moeten opletten.
A
Ze
B
Hun
C
Zij
D
Hen

Slide 26 - Quizvraag

Hij is de man ...... ik op reis ga.
A
waarnaar
B
met wie
C
waarmee
D
wie

Slide 27 - Quizvraag

Toen verscheen plotseling de ME, ...... tot paniek leidde.
A
wat
B
waar
C
dat
D
het

Slide 28 - Quizvraag

Het nieuwe bestuur lichtte ...... plannen toe.
A
zijn
B
haar

Slide 29 - Quizvraag

De grote organisatie lichtte ...... plannen toe.
A
zijn
B
haar

Slide 30 - Quizvraag

De commissie verweet de leiding dat ...... niet tijdig de leden ...... geïnformeerd.
A
zij/hadden
B
hij/had
C
het/had
D
zij/had

Slide 31 - Quizvraag

Is zij degene ...... hij zo verliefd is?
A
waarop
B
op wie

Slide 32 - Quizvraag

Philipps ontwikkelt een telefoon waarvan ...... veel verwacht.
A
het
B
hij
C
zij
D
wij

Slide 33 - Quizvraag

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je ...... bij het grof vuil zetten.
A
hij
B
die
C
het
D
dat

Slide 34 - Quizvraag