5.3 - Plantaardig en dierlijk voedsel

Hoofdstuk 5 - Voeding en energie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 - Voeding en energie

Slide 1 - Tekstslide

5.2 - De energie in je voedsel
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Welk molecuul bevat de meeste energie?
A
ATP
B
ADP
C
AMP

Slide 3 - Quizvraag

Wat levert meer ATP?
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie
C
Beide evenveel

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel ATP levert anaerobe dissimilatie?

Slide 5 - Open vraag

Hoeveel ATP levert de aerobe dissimilatie van glucose?

Slide 6 - Open vraag

Waar vindt de anaerobe dissimilatie plaats?
A
Grondplasma
B
Mitochondrium
C
Grondplasma en mitochondrium
D
Buiten de cel, in het grondplasma en mitochondrium

Slide 7 - Quizvraag

Energie kan uit eiwitten worden gehaald door middel van...
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe en aerobe dissimilatie

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Vetten kunnen direct worden omgezet in pyrodruivenzuur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

5.3 - Plantaardig en dierlijk voedsel

bladzijde 173 - 178
BiNaS  

Slide 10 - Tekstslide

Heb je de tekst van tevoren gelezen en snap je het?
A
Ja ik heb het gelezen en ik snap het
B
Ja ik heb het gelezen en ik snapte het een beetje
C
Ja ik heb het gelezen en ik snapte het niet
D
Nee ik heb het niet gelezen

Slide 11 - Quizvraag

Doelen van deze les
Je kan uitleggen waarvoor je eiwitten nodig hebt en hoe je ze binnen kan krijgen
Je kan uitleggen waarvoor je vetten nodig hebt en hoe je ze binnen kan krijgen
Je weet welke typen vetten er zijn
Je kan aspecten noemen van plantaardige voeding
Je kan uitleggen welke factoren van invloed zijn op de voedingswaarde van plantaardig  voedsel



Slide 12 - Tekstslide

Eiwitten
  • Bouwstof - in plantaardig en dierlijk voedsel
  • Keten van aminozuren, type en hoeveelheid aminozuren bepaalt kwaliteit van het eiwit
  • Lever kan aminozuren maken die tekortkomen (niet-essentiële aminozuren) - 11 (zie BiNaS)
  • Essentiële aminozuren moet je met voeding binnen krijgen
  • Geen aminozuur reserves in het lichaam

Slide 13 - Tekstslide

Eiwitten
  • Variatie in eiwitrijk voedsel belangrijk
  • Hierdoor krijg je alle essentiële aminozuren binnen


Opbouw complexe moleculen: assimilatie

Slide 14 - Tekstslide

Vetten
opgebouwd uit glycerol en vetzuren
Verzadigde vetzuren: roomboter, spek, kokosvet
Onverzadigde vetzuren: olie

Onverzadigd = goed (voorkomt aderverkalking)
Verzadigd = verkeerd 

Slide 15 - Tekstslide

Vis of margarine
Lever kan zelf vetzuren maken: niet-essentiële vetzuren
Andere groep: essentiële vetzuren
- omega-3 & omega-6

Vette vis, margarine, visolie capsules

Slide 16 - Tekstslide

Plantaardig voedsel
Koolhydraten (suikers en zetmeel) 
Water
Eiwitten (peulvruchten, noten)
Vetten (noten, olie)
Vitaminen (Vit.C in groente/fruit)
Mineralen 
Voedingsvezels

Slide 17 - Tekstslide

Plantaardig voedsel
Voedingsvezels: 
nemen water op -> stevige ontlasting
Stimuleren darmwerking
Geven verzadigd gevoel

Slide 18 - Tekstslide

Plantaardig voedsel
Niet alle planten(onderdelen) zijn eetbaar -> giftige stoffen

Omstandigheden (zon, water, temperatuur) bepalen voedingswaarde en smaak van plantaardig voedsel

Zaden en wortels leveren veel voedingsmiddelen (brood, pasta, olie)

Slide 19 - Tekstslide

Vragen over 5.3

Slide 20 - Tekstslide

Hoe heet de opbouw van complexe moleculen uit eenvoudige organische moleculen?

Slide 21 - Open vraag

Waaruit is een eiwit opgebouwd?

Slide 22 - Open vraag

Waar of niet waar? De lever kan aminozuren maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

De aminozuren die je lever maakt, noemen we de essentiële aminozuren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel aminozuren kan de lever maken?
A
5
B
11
C
20
D
36

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om verschillende eiwitbronnen in je dieet te hebben?

Slide 26 - Open vraag

Als je wilt afvallen is een dieet zonder vet een goed idee
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Voedsel met welke vetzuren is het gezondst?
A
Verzadigde vetzuren
B
Onverzadigde vetzuren

Slide 28 - Quizvraag

Je lichaam kan zelf alle nodige vetzuren maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Noem de twee typen essentiële vetzuren

Slide 30 - Open vraag

Welke groepen voedingsstoffen kan je uit plantaardig voedsel halen?
A
Brandstoffen
B
Bouwstoffen
C
Beschermende stoffen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 31 - Quizvraag

Waar of niet waar? Alle plantaardige producten hebben ongeveer dezelfde hoeveelheid energie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Aan het werk
Maak de opdrachten van 5.3
Maak een samenvatting
Maak een mindmap

STEL VRAGEN!

Examenoefening

Slide 33 - Tekstslide