Decubitus signaleren
Decubitus signaleren
Om signalen van decubitus te kunnen herkennen, moet je tijdens verzorging altijd goed observeren. Omdat jij de zorgvrager veel ziet, kom je veranderingen aan de huid vaak in een vroeg stadium op het spoor.
Wat is decubitus?
Decubitus is een ernstige en pijnlijke aandoening, die leidt tot een langere opnameduur, intensieve behandelingen en hoge kosten. De belangrijkste oorzaken van decubitus zijn immobiliteit en verminderde activiteiten.Vooral bij oudere mensen is het risico op decubitus door druk- en schuifkrachten groot. Door wisselligging toe te passen en de juiste materialen te gebruiken kunnen veel decubitusletsels voorkomen worden. Dat kan ook een forse besparing van de kosten opleveren.
Bij decubituspreventie en -behandeling volg je de protocollen die gebaseerd zijn op de landelijke richtlijn Decubitus preventie en behandeling.
Decubitus
Decubitus is plaatselijke schade aan de huid en/of onderliggend weefsel. Deze schade ontstaat door druk of druk in combinatie met schuifkrachten. Dit kan inwendige druk door het eigen lichaamsgewicht zijn (bijvoorbeeld op een uitstekend bot), maar ook aanhoudende uitwendige druk door medische hulpmiddelen of andere objecten.
Tip
Zie ook de landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus, die te downloaden is via: nhg.org.
Er is ook een internationale richtlijn ontwikkeld door de European Pressure Ulcer Advisory Panel (EPUAP) en de National Pressure Ulcer Advisory Panel (NPUAP, de Noord-Amerikaanse variant van de EPUAP).
Hoe vaak komt decubitus voor?
Decubitus komt voor in alle settings van de gezondheidszorg. Er zijn wel grote verschillen per setting. Decubitus in categorie II tot en met IV komt voor bij zorgvragers met een verhoogd risico op decubitus, het vaakst in de academische ziekenhuizen (14,9%) en het minst vaak in de thuiszorg (3,4%). Decubitus komt vaker voor bij specifieke doelgroepen, zoals personen die palliatieve zorg ontvangen in een hospice, personen met een dwarslaesie en personen die op een intensive-careafdeling liggen.
Oorzaken en risicofactoren
Het is belangrijk om te herkennen of een zorgvrager gevoelig is voor het ontwikkelen van decubitus. Zo kun je namelijk goed inschatten of je preventieve maatregelen moet nemen. Het ontstaan van decubitus heeft te maken met mechanische factoren, de verdraagzaamheid van de zorgvrager en risico-indicatoren.
Mechanische factoren
Decubitus ontstaat door druk of druk in combinatie met schuifkrachten. Dit kan inwendige druk door het eigen lichaamsgewicht (bijvoorbeeld op een uitstekend bot) zijn, maar ook aanhoudende uitwendige druk door medische hulpmiddelen of andere objecten. Druk ontstaat bij zitten en liggen op plaatsen waar botweefsel dicht onder het huidoppervlak ligt. Door oneffenheden, zoals broodkruimels in bed of op de stoel of een plooi in een onderlaken of kleding, ontstaat een extra hoge druk op de huid. Ook knellende verbanden of andere hulpmiddelen (zoals het slangetje van een sonde tegen de neus) kunnen decubitus veroorzaken.
Schuifkrachten ontstaan door druk vanuit een bepaalde richting, dus niet loodrecht op een plaats. Schuifkrachten ontstaan doordat een zorgvrager onderuitzakt in zijn bed of stoel. Hierdoor ontstaat druk en verschuiven weefsellagen ten opzichte van elkaar, met als gevolg afklemming en verscheuring van bloedvaten. Als je een zorgvrager verplaatst vanuit een onderuitgezakte houding naar een rechtopzittende houding, schuift de huid over de onderlaag waardoor wrijving ontstaat. Hierdoor kan weefsel beschadigen. Druk- en schuifkracht versterken ook elkaars effect.
Decubitus ontstaat door druk- en schuifkrachten.
Verdraagzaamheid van de zorgvrager
Of een zorgvrager last krijgt van decubitus heeft ook te maken met de verdraagzaamheid van de zorgvrager voor de mechanische factoren. Dit is afhankelijk van de lichaamsbouw van de zorgvrager. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over de mate waarin de botstructuren van de zorgvrager uitsteken en het herstellend vermogen van het weefsel.
Risico-indicatoren
Risico-indicatoren zijn aspecten waarvan niet bewezen is dat ze decubitus veroorzaken. Ze kunnen echter wel een voorspellende waarde hebben voor de kans op decubitus.
Risico-indicatoren zijn bijvoorbeeld ondervoeding en incontinentie. Zij spelen waarschijnlijk een belangrijke rol bij het ontstaan van decubitus, maar ze veroorzaken op zichzelf geen decubitus.
Gezonde mensen met een gezonde huid ontwikkelen niet snel decubitus. Dit komt doordat ze vaak iets gaan verliggen, zodat niet steeds dezelfde huidplek op de onderlaag ligt. Als iemand zich echter niet kan bewegen, bijvoorbeeld door verlamming, neemt het gevaar voor decubitus toe. Als de huid op die plaats pijn gaat doen, kan hij hulp vragen om te gaan verliggen. Een tweede gevaar is als zorgvragers een verminderd gevoel in de huid hebben. Een derde factor die heel belangrijk is, is de toestand van de huid. Een dunne, atrofische huid gaat sneller kapot, en ook als iemand weinig onderhuids vetweefsel heeft, ontstaat decubitus gemakkelijker.
Risicogroepen
Sommige zorgvragers hebben door hun aandoening een zeer hoog risico op decubitus. Bij hen kan direct gestart worden met het nemen van preventieve maatregelen. Je hoeft bij hen geen risicobeoordeling uit te voeren, omdat het risico op decubitus een vaststaand gegeven is.
Het gaat om de volgende risicogroepen:
zorgvragers waarbij al decubitus vastgesteld is
zorgvragers die immobiel zijn
zorgvragers op de intensive care
zorgvragers op de operatiekamer
zorgvragers met een dwarslaesie
zorgvragers in de terminale fase
Leg in het zorgplan vast dat de zorgvrager behoort tot een van risicogroepen en dat hij een vaststaand risico heeft op decubitus.
Indeling van decubitus
Decubitus kan op de volgende manier geclassificeerd worden:
Categorie I: niet-wegdrukbare roodheid bij een intacte huid
De intacte huid is lokaal rood en die roodheid is niet wegdrukbaar, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel. Er kan sprake zijn van een verkleuring van de huid, warmte, oedeem, verharding en pijn. Een donkergekleurde huid vertoont mogelijk geen zichtbare verkleuring.
Categorie II: verlies van een deel van de huidlaag of blaar
Gedeeltelijk verlies van een laag van de lederhuid (dermis), waardoor een oppervlakkige, open wond zichtbaar wordt met een roodroze wondbodem, zonder wondbeslag. Kan er ook uitzien als een intacte of open/gescheurde, met vocht gevulde of met serum en bloed gevulde blaar.