Oefentoets Franse Revolutie

Over welke eeuw gaat de tijd van Pruiken en Revoluties?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Over welke eeuw gaat de tijd van Pruiken en Revoluties?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw

Slide 1 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Verlichting is juist?
A
Volgens de Verlichting moest de onwetendheid licht brengen in de duisternis van de rede
B
Verlichte denkers wilden alles begrijpen met hun gevoel
C
De Verlichting is ontstaan als gevolg van de Wetenschappelijke Revolutie
D
Volgens de Verlichte denkers mocht niemand in god geloven

Slide 2 - Quizvraag

Een atheist is iemand die...
A
God als klokkenmaker ziet
B
Niet in god gelooft
C
Streng gelovig is
D
Een verlicht denker die in meerdere goden gelooft

Slide 3 - Quizvraag

Een rechtstaat is een land waarin...
A
Niemand zich aan de wet dient te houden
B
Iedereen zich aan de wet dient te houden
C
Alleen de koning zich aan de wet moet houden
D
Alleen de koning zich niet aan de wet hoeft te houden

Slide 4 - Quizvraag

De driemachtenleer is bedacht door:
A
Montesquieu
B
Lodewijk Napoleon
C
Napoleon Bonaparte
D
Jean-Jacques Rousseau

Slide 5 - Quizvraag

Wat vond Rousseau?
A
Het volk geeft de macht aan de koning in ruil voor bescherming
B
Dat het volk zelf de macht moest hebben (democratie)
C
Dat de macht in drieën gedeeld moet worden
D
Dat verlichte denkers het land uit gezet moesten worden

Slide 6 - Quizvraag

John Locke
A
geloofde dat regeringen de macht van God krijgen
B
geloofde dat regeringen de macht van rijke en machtige families krijgen
C
geloofde dat regeringen de macht van het volk krijgen

Slide 7 - Quizvraag

De Trias Politica bestaat uit :
A
De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
B
De wetgevende, uitvoerende en filosoferende macht
C
De rechtsprekende, filosoferende en controlerende macht
D
De wetgevende, uitvoerende en controlerende macht

Slide 8 - Quizvraag

Welke groep mensen zouden niet zo blij zijn geweest met Montesquieu?
A
Filosofen
B
Koningen
C
Rechters
D
Boeren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een standenmaatschappij?
A
Een samenleving waarin iedereen gelijk was.
B
Een samenleving zonder koning of keizer.
C
Een samenleving waarin de geestelijken alle beslissingen maakten.
D
Een samenleving waarin sociale verschillen tussen mensen worden vastgelegd

Slide 10 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding. 
Is de situatie die wordt afgebeeld van voor of na de Franse Revolutie?
A
Voor de Franse Revolutie
B
Na de Franse Revolutie

Slide 11 - Quizvraag

Tot welke stand behoorde de plaatselijke priester van een klein Frans dorp?
A
de eerste stand
B
de tweede stand
C
de derde stand

Slide 12 - Quizvraag

Tot welke stand behoort een rijke burger zonder adelijke titel?
A
De eerste stand
B
De tweede stand
C
De derde stand

Slide 13 - Quizvraag

In welk jaar start de Franse Revolutie?

Slide 14 - Open vraag

Wie is wie?
Sleep de namen naar het goede portret
Robespierre
Lodewijk XVI

Slide 15 - Sleepvraag


Op deze kaart zie je de veroveringen van....
A
Napoleon Bonaparte
B
Lodewijk Napoleon
C
Lodewijk XVI
D
Lodewijk XIV

Slide 16 - Quizvraag

De Terreur is....
A
Een snelle verandering die gevolgen heeft voor de samenleving
B
Een periode na de Fr. Rev. waarin een radicale groep aan de macht was in Frankrijk
C
Aanhangers van Robespierre
D
Aanhangers van Voltaire

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste chronologische volgorde van de volgende gebeurtenissen?

1 Napoleon pleegt een staatsgreep
2 Frankrijk krijgt een grondwet en wordt een republiek
3 de bestorming van de Bastille
4 Lodewijk XVI roept de Staten-Generaal bijeen voor extra geld
A
4-3-2-1
B
1-2-3-4
C
4-3-1-2
D
3-4-2-1

Slide 18 - Quizvraag

Welke gebeurtenis hoort bij welk jaartal?
1813
1815
Slag bij Leipzig
Slag bij Waterloo

Slide 19 - Sleepvraag


Wie zie je hier?
A
Napoleon Bonaparte
B
Lodewijk Napoleon
C
Robespierre
D
Lodewijk XVI

Slide 20 - Quizvraag

Nederland heeft in de 18e en 19e eeuw meerdere bestuursvormen gekend.
Zet ze in de juiste chronologische volgorde

A Nederland is een koninkrijk met Lodewijk Napoleon aan het hoofd
B Nederland is een republiek bestuurd door regenten en de stadhouder
C Nederland is een Franse provincie
A
A - B - C
B
B - C -A
C
B - A - C
D
C - A - B

Slide 21 - Quizvraag

Een voorbeeld van verlichte ideeën die worden ingevoerd in Nederland tijdens de Franse Tijd is:
A
Metriek stelsel
B
Trias Politica
C
Dienstplicht
D
Alle Nederlanders krijgen Frans op school

Slide 22 - Quizvraag

Wat was de code Napoleon?
A
Niet overal golden de zelfde wetten.
B
Overal golden dezelfde wetten en iedereen was voor de wet gelijk
C
Overal golden dezelfde wetten, iedereen was gelijk en hadden het recht op eerlijke rechtspraak.
D
Napoleon benoemt zelf de rechters

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het Continentaal Stelsel?
A
Alle veroverde landen van Napoleon
B
De nieuwe grondwet
C
Een handelsverbod met Engeland
D
Het parlement van Frankrijk

Slide 24 - Quizvraag