Formatieve toets hoofdstuk 4

Over welke eeuw gaat de tijd van Pruiken en Revoluties?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Over welke eeuw gaat de tijd van Pruiken en Revoluties?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw

Slide 1 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Verlichting is juist?
A
Volgens de Verlichting moest de onwetendheid licht brengen in de duisternis van de rede
B
Verlichte denkers wilden alles begrijpen met hun gevoel
C
De Verlichting is ontstaan als gevolg van de Wetenschappelijke Revolutie
D
Volgens de Verlichte denkers mocht niemand in god geloven

Slide 2 - Quizvraag

Diderot bracht tijdens
de Verlichting een belangrijk boek uit.
Welk boek?
A
Encyclopedie
B
Atlas
C
Bijbel in normaal Frans i.p.v. Latijn
D
Koran in het Frans

Slide 3 - Quizvraag

Een atheist is iemand die...
A
God als klokkenmaker ziet
B
Niet in god gelooft
C
Streng gelovig is
D
Een verlicht denker die in meerdere goden gelooft

Slide 4 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Voltaire zag god als klokkenmaker
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een rechtstaat is een land waarin...
A
Niemand zich aan de wet dient te houden
B
Iedereen zich aan de wet dient te houden
C
Alleen de koning zich aan de wet moet houden
D
Alleen de koning zich niet aan de wet hoeft te houden

Slide 6 - Quizvraag

De driemachtenleer is bedacht door:
A
Montesquieu
B
Lodewijk Napoleon
C
Napoleon Bonaparte
D
Jean-Jacques Rousseau

Slide 7 - Quizvraag

De Trias Politica bestaat uit :
A
De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
B
De wetgevende, uitvoerende en filosoferende macht
C
De rechtsprekende, filosoferende en controlerende macht
D
De wetgevende, uitvoerende en controlerende macht

Slide 8 - Quizvraag

Welke groep mensen zouden niet zo blij zijn geweest met Montesquieu?
A
Filosofen
B
Koningen
C
Rechters
D
Boeren

Slide 9 - Quizvraag

Waar stichten de Engelsen aanvankelijk hun kolonies in Amerika?
A
Oost-kust
B
West-kust
C
Washington DC
D
Zuid-kust

Slide 10 - Quizvraag


Wie was de eerste president van de Verenigde Staten?
A
George III
B
Thomas Jefferson
C
Willem V
D
George Washington

Slide 11 - Quizvraag

Wie heeft de wetgevende macht in de Verenigde Staten?
A
Het Congres
B
De rechters
C
De president
D
De housespeaker

Slide 12 - Quizvraag

Wie heeft de uitvoerende macht in de Verenigde Staten?
A
De president
B
Het congres
C
De rechters
D
Het hooggerechtshof

Slide 13 - Quizvraag

In welk jaar roepen de Amerikanen de onafhankelijkheid uit?

Slide 14 - Open vraag

De Engelse koning raakte in grote problemen toen hij de belastingen in Amerika wilde verhogen.
Waarom wilden de Amerikanen niet meer belasting betalen?
A
De Amerikanen waren uit armoede geëmigreerd en konden de belasting niet betalen
B
De Amerikanen vonden het onredelijk dat zij wel belasting moesten betalen, maar geen invloed hadden op het bestuur
C
Ze vonden het onredelijk dat ze wel belasting moesten betalen, maar niet hun producten aan Engeland konden verkopen
D
De Amerikanen waren vrij gevochten en tegen iedere vorm van belasting

Slide 15 - Quizvraag

Welke van deze zaken zijn als grondrecht opgenomen in de Amerikaanse Bill of Rights?
A
het recht op wapenbezit
B
het recht op een huis
C
het recht om te trouwen met wie je wil
D
de gelijkheid tussen mensen

Slide 16 - Quizvraag

De Amerikaanse Revolutie duurde van... tot.....
A
1765 - 1787
B
1789 - 1813
C
1813 - 1848
D
1745 - 1765

Slide 17 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding. 
Is de situatie die wordt afgebeeld van voor of na de Franse Revolutie?
A
Voor de Franse Revolutie
B
Na de Franse Revolutie

Slide 18 - Quizvraag

Tot welke stand behoorde de plaatselijke priester van een klein Frans dorp?
A
de eerste stand
B
de tweede stand
C
de derde stand

Slide 19 - Quizvraag

Tot welke stand behoort een rijke burger zonder adelijke titel?
A
De eerste stand
B
De tweede stand
C
De derde stand

Slide 20 - Quizvraag

In welk jaar start de Franse Revolutie?

Slide 21 - Open vraag

Wie is wie?
Sleep de namen naar het goede portret
Robespierre
Lodewijk XVI

Slide 22 - Sleepvraag


Op deze kaart zie je de veroveringen van....
A
Napoleon Bonaparte
B
Lodewijk Napoleon
C
Lodewijk XVI
D
Lodewijk XIV

Slide 23 - Quizvraag

Lodewijk XVI raakte in 1788 in behoorlijke geldnood.
Wat was daarvan een oorzaak?
A
Hij steunde de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog financieel
B
Hij steunde de Franse Revolutie financieel
C
Hij verloor veel oorlogen
D
Het parlement had besloten dat hij geen zeggenschap over zijn geld had

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste chronologische volgorde van de volgende gebeurtenissen?

1 Napoleon pleegt een staatsgreep
2 Frankrijk krijgt een grondwet en wordt een republiek
3 de bestorming van de Bastille
4 Lodewijk XVI roept de Staten-Generaal bijeen voor extra geld
A
4-3-2-1
B
1-2-3-4
C
4-3-1-2
D
3-4-2-1

Slide 25 - Quizvraag

Welke gebeurtenis hoort bij welk jaartal?
1813
1815
Slag bij Leipzig
Slag bij Waterloo

Slide 26 - Sleepvraag


Wie zie je hier?
A
Napoleon Bonaparte
B
Lodewijk Napoleon
C
Robespierre
D
Lodewijk XVI

Slide 27 - Quizvraag

Wie is wie? 
Sleep de namen naar het goede portret.
Willem V
Lodewijk Napoleon

Slide 28 - Sleepvraag

Wat is de juiste chronologische volgorde van de volgende gebeurtenissen over de Bataafse Revolutie?

1 De koning van Pruisen stuurt zijn leger naar Nederland om de orde te herstellen
2 Het pamflet 'Aan het volk van Nederland' verschijnt
3 Veel patriotten vluchten naar Frankrijk
A
1-2-3
B
3-2-1
C
2-3-1
D
2-1-3

Slide 29 - Quizvraag

Nederland heeft in de 18e en 19e eeuw meerdere bestuursvormen gekend.
Zet ze in de juiste chronologische volgorde

A Nederland is een koninkrijk met Lodewijk Napoleon aan het hoofd
B Nederland is een republiek bestuurd door regenten en de stadhouder
C Nederland is een Franse provincie
A
A - B - C
B
B - C -A
C
B - A - C
D
C - A - B

Slide 30 - Quizvraag

De tijd dat de Fransen invloed uitoefenden op Nederland, noemen we ook wel de Franse Tijd.

In welke periode speelde de Franse Tijd zich af?
A
1795 - 1813
B
1795 - 1815
C
1789 - 1813
D
1789 - 1815

Slide 31 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Nederlandse patriotten is waar?
A
De patriotten zijn dol op de oranjes
B
De patriotten zijn geïnspireerd door de Franse Revolutie
C
De patriotten komen veelal uit de gegoede burgerij
D
De patriotten zijn veelal arme, ontevreden Nederlanders

Slide 32 - Quizvraag

De Bataafse Revolutie begint wanneer...
A
De regenten de macht afstaan aan de patriotten
B
Napoleon Nederland binnenvalt
C
Nederland een eenheidsstaat wordt
D
Willem V koning van Nederland wordt

Slide 33 - Quizvraag

Een voorbeeld van verlichte ideeën die worden ingevoerd in Nederland tijdens de Franse Tijd is:
A
Metriek stelsel
B
Trias Politica
C
Dienstplicht
D
Alle Nederlanders krijgen Frans op school

Slide 34 - Quizvraag