1 havo 14012025

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Au travail


Doel: Voorbereiding toets

Slide 2 - Tekstslide

Grammaire - ontkenning
Ik eet geen vlees. 
Wij gaan niet naar de kermis. 

Ontkenning
  • geen
  • niet

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een Franse zin ontkennend?
  1. Je zoekt de persoonsvorm
  2. Je zet ne of n' vóór de persoonsvorm
  3. Je zet pas áchter de persoonsvorm.  

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een Franse zin ontkennend?
Je mange la viande
  1. mange
  2. Je ne mange la viande
  3. Je ne mange pas la viande

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je een Franse zin ontkennend?
J'aime la viande
  1. aime
  2. Je n'aime la viande
  3. Je n'aime pas la viande

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen
  1. Nous ne cherchons pas le chien
  2. Vous n'avez pas une question
  3. Je ne regarde pas un film
  4. Tu n'aimes pas la musique
















V



o

u



s













































































Slide 7 - Tekstslide

Corriger ex. 32c BELANGRIJK
  1. Elle n'achète pas le fromage. 
  2. Je n'achète pas le fromage. 
  3. Nous ne préférons pas les desserts. 
  4. Ce n'est pas un fromage

Slide 8 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord
Je                     Ik
Tu                     Jij
Il/elle/on            Hij/zij/men
Nous                 Wij
Vous                  U/jullie
Ils/elles              Zij

Slide 9 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op -er
Stappenplan vervoegen: 
  1. Hele werkwoord -er
  2. Stam
  3. Uitgang achter de stam: 
je
e
tu
es
il/elle/on
e
nous
ons
vous 
ez
ils/elles
ent

Slide 10 - Tekstslide

Attention! Let op!
 Een zin met één naam of ding? -> Uitgang is -e

Eric 
mange une pomme
(il mange une pomme)

Le train arrive à dix heures
(il arrive à dix heures)



Slide 11 - Tekstslide

Attention!  Let op!
Meervoud... 
Staan er 2 of meer namen of dingen? -> Uitgang is -ent

Claire et Francine
mangent une pomme
(Elles mangent une pomme)
Les trains arrivent à dix heures
(Ils arrivent à dix heures)

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoord Parler (praten)
Je parle
Tu parles
Il/elle/on parle
Nous parlons
Vous parlez
Ils/elles parlent



Slide 13 - Tekstslide

Bonne chance:)))
Succes met de toets!!!!!!


Slide 14 - Tekstslide