In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Ontdek de Woordsoorten!
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van de les kan je meerdere woordsoorten herkennen en toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet jij al over woordsoorten?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn woordsoorten?
Woordsoorten zijn verschillende categorieën van woorden, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 4 - Tekstslide
Geef een uitleg over woordsoorten en noem enkele voorbeelden.
Zelfstandige naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een persoon, dier, ding of abstract begrip aanduidt, zoals 'hond', 'tafel' en 'liefde'.
Slide 5 - Tekstslide
Noem enkele voorbeelden van zelfstandige naamwoorden en laat de leerlingen hier zelf ook enkele voorbeelden van noemen.
Werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat een handeling of activiteit uitdrukt, zoals 'lopen', 'zingen' en 'slapen'.
Slide 6 - Tekstslide
Geef enkele voorbeelden van werkwoorden en laat de leerlingen hier zelf ook enkele voorbeelden van noemen.
Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord beschrijft, zoals 'mooi', 'groot' en 'lekker'.
Slide 7 - Tekstslide
Noem enkele voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden en laat de leerlingen hier zelf ook enkele voorbeelden van noemen.
Oefening
Geef de leerlingen een zin en laat ze de verschillende woordsoorten herkennen. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Slide 8 - Tekstslide
Zorg voor voldoende oefeningen en laat de leerlingen elkaar helpen als ze er niet uitkomen.
Toepassen
Laat de leerlingen zelf een zin bedenken en de verschillende woordsoorten hierin benoemen. Bespreek de zinnen klassikaal.
Slide 9 - Tekstslide
Zorg dat de leerlingen de verschillende woordsoorten goed begrijpen voordat ze zelf aan de slag gaan.
Samenvatting
Herhaal nog eens de verschillende woordsoorten en geef de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen.
Slide 10 - Tekstslide
Sluit de les af met een samenvatting en vraag de leerlingen wat ze geleerd hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.