In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ontdek de verschillende woordsoorten in zinnen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je de verschillende woordsoorten in een zin identificeren.
Slide 2 - Tekstslide
Leg aan het begin van de les uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over de verschillende woordsoorten?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn woordsoorten?
Woordsoorten zijn de verschillende categorieën waarin we woorden in een zin kunnen onderverdelen. Bijvoorbeeld: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 4 - Tekstslide
Geef een overzicht van de verschillende woordsoorten en leg kort uit wat ze betekenen.
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die personen, dieren, dingen, plaatsen en ideeën aanduiden. Bijvoorbeeld: huis, boek, leraar.
Slide 5 - Tekstslide
Geef voorbeelden van zelfstandige naamwoorden en laat de leerlingen zelf ook voorbeelden bedenken.
Werkwoorden
Werkwoorden zijn woorden die een actie of proces aanduiden. Bijvoorbeeld: lopen, lezen, schrijven.
Slide 6 - Tekstslide
Geef voorbeelden van werkwoorden en laat de leerlingen zelf ook voorbeelden bedenken.
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord beschrijven. Bijvoorbeeld: groot, rood, slim.
Slide 7 - Tekstslide
Geef voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden en laat de leerlingen zelf ook voorbeelden bedenken.
Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden die zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden. Bijvoorbeeld: en, maar, of.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat voegwoorden zijn en geef voorbeelden.
Oefenen
Laat de leerlingen een aantal zinnen analyseren en de verschillende woordsoorten aanwijzen. Gebruik hiervoor eventueel een werkblad of online oefeningen.
Slide 9 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel of in groepjes oefenen met het identificeren van woordsoorten in zinnen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 10 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.