grammar 10: future tenses

How do you indicate
'the future?'
1 / 11
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

How do you indicate
'the future?'

Slide 1 - Woordweb

various ways for future:
* will / shall (shall vooral in vragen met I & we)
- voor (algemene) voorspellingen: 
I'll meet her when I visit Paris.
- voor iets dat je belooft: 
I'll do the dishes when I get home.
- je doet een aanbod of vraagt om raad: 
I'll open the door / Shall I open the window?

Slide 2 - Tekstslide

* to be going to
-voor plannen die je hebt: 
'I'm going to throw a big party when I graduate'
-voor iets dat je ziet aankomen dat zal gebeuren: 
'It's going to rain soon'

Slide 3 - Tekstslide

* the present continuous
- iets is afgesproken en geregeld en het gebeurt op korte termijn:
They're getting married next week
He's leaving for Spain tomorrow

Slide 4 - Tekstslide

* the present simple
- voor dienstregelingen, roosters of programma's of iets dat op een vaste datum plaatsvindt:
My train leaves in an hour
Tomorrow is my birthday
The film starts at 8

Slide 5 - Tekstslide

I.........(have) dinner with Roy on Saturday
A
am having
B
am going to have
C
will have
D
have

Slide 6 - Quizvraag

Maybe we ........ (meet) you on holiday in Ireland
A
are meeting
B
are going to meet
C
meet
D
will meet

Slide 7 - Quizvraag

Tomorrow ......(be) my birthday
A
will be
B
is going to be
C
is

Slide 8 - Quizvraag

Look at the sky; it ......(snow) soon
A
will snow
B
is snowing
C
snows
D
is going to snow

Slide 9 - Quizvraag

How do you say:
..dat...je tante volgende week gaat trouwen.

Slide 10 - Open vraag

How do you ask
..of...jullie vanavond naar de film (movies) zullen gaan?

Slide 11 - Open vraag