Hoe gebruik je een woordenboek
Kijk naar de zin(nen) er om heen: de context.
Vaak kun je uit de context al een globale betekenis afleiden. In de opsomming “giraffen, olifanten, krodillen en XXXXXX” weet jij dat XXXXXX ook een exotisch dier moet zijn.
Lijkt het op het Nederlands?
Bijvoorbeeld: gesprek – Gespräch
Lijkt het op een woord dat je vanuit een andere taal leerde?
democracy – democratie – Demokratie
Knip het woord in stukjes
Kijk niet alleen naar het woord als geheel. Misschien ken je al enkele stukjes van het woord: bijv. unverständlich = un (=ont…) + verständlich = on + begrijpelijk
Spreek het woord in gedachten uit.
Soms “hoor” je dan dat het op het Nederlands lijkt. Bijvoorbeeld: het Duitse woord Flut spreek je uit als [floet], dat lijkt al veel op de betekenis: vloed.