Tips onbekende woorden (2)
6.
Doorlezen. Een goed woordenboek geeft voorbeeldzinnen en een lijstje van alle betekenissen die een woord kan hebben. Neem niet klakkeloos de eerste betekenis over, maar ga na of de gevonden betekenis ook past bij wat je gelezen hebt!
7. Afkortingen. Elk woordenboek werkt met afkortingen. Bijv. “mil.” betekent dat het woord in militair taalgebruik gebruikt wordt. Lees niet over die afkortingen heen, want dan ontgaat je een belangrijk deel van de betekenis.
8. Samenstellingen. Hele lange woorden vind je niet in het woordenboek. Bijvoorbeeld: Sommerferien. Je moet de woorden in stukjes opknippen en de vertaling van die stukjes opzoeken. Opzoeken: Sommer en Ferien
9. Werkwoordsvormen. In het woordenboek staan alleen de infinitieven van werkwoorden. Je kunt dus niet zomaar opzoeken: geholfen of hilft. Dan moet je weten dat het bij helfen hoort. Dat staat er wel in. Achterin vind je een lijst met sterke werkwoorden en hun vormen in de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
10. Meervoud. In het woordenboek Duits-Nederlands staat alleen het enkelvoud van een woord. Je kunt dus niet Schlösser terugvinden, maar wel Schloss.