Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je kan bepalen of een woord op een -d of een -t eindigt en kun je de stam van het werkwoord vinden.
In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.
Laatste letter: -t of -d Veel woorden eindigen op een t-klank. Die t-klank schrijf je bij :
Het is meestal niet moeilijk om de juiste spelling te vinden. Hieronder staat een regel die voor de meeste woorden werkt.
Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef:
Voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd gelden andere regels. Die leer je in hoofdstuk 3.
Voor de spelling van de persoonsvorm heb je speciale spellingsregels.
In die spellingsregels wordt vaak het woord stam gebruikt.
Zo vind je de stam
De stam is de kortste vorm van het werkwoord.
Het is de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.
Bij scheidbare werkwoorden heeft de stam twee vormen: een gesplitste vorm en een niet-gesplitste vorm.
Bijvoorbeeld:
aankomen → (ik) kom aan (gesplitst); (ik weet nog niet hoe laat ik) aankom (ongesplitst)
terugvinden →
(ik) vind terug (gesplitst); (ik hoop dat ik mijn tas) terugvind
(ongesplitst).
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 73
Maken opdr. 1 t/m 6
blz. 73 t/m 75