Boekverslag

StuVa leerjaar 2
Deze les: verdieping boekverslag.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

StuVa leerjaar 2
Deze les: verdieping boekverslag.

Slide 1 - Tekstslide

Je hebt nodig:
STUVA-map (hierin plaats je format, beoordelingsformulier etc.);

Studieplanner.

Slide 2 - Tekstslide

Boekverslag
Je begint met een voorblad.
Daarop staat je naam (1), klas (2), docent (3),
titel van het boek (4) en de auteur (5).

Maak het af met een mooi plaatje (6).
Lettertype: Arial/Times New Roman, grootte: 11.
Inleverdatum: ... ... ... (studieplanner!)

Slide 3 - Tekstslide

Informatie over de schrijver
  • Wie is de schrijver van het boek (staat ook op de voorkant en op de rug)? 
  • Als je twijfelt wie de schrijver is, dan kun je dit in de bibliotheek vragen of aan je docent;
  • Geef in ongeveer 5 regels informatie over de schrijver. Denk aan: leeftijd, gezinssituatie, andere geschreven boeken, korte levensloop, enz.


Slide 4 - Tekstslide

Genre (soort boek)
Er zijn verschillende genre's: 
  • Oorlogsverhaal;
  • Liefdesverhaal;
  • Fantasy;
  • Misdaadverhaal;
  • Griezelverhaal;
  • Enzovoort...
  • Geef ook een uitgebreide verklaring (WAAROM heeft het boek deze genre?), met voorbeelden uit het boek!

Slide 5 - Tekstslide

Vorm van het verhaal

Vertelperspectieven zijn de manieren waarop een verhaal verteld wordt. 
Er zijn drie belangrijke vertelperspectieven:
  • Ik-perspectief: het verhaal wordt verteld door een ik-figuur die het verhaal beleeft of erop terugkijkt;

  • Hij-/zij-perspectief: het verhaal wordt verteld door een hij- of zij-figuur die niet deelneemt aan het verhaal;

  • Meervoudig perspectief: het verhaal wordt verteld door meerdere vertellers, die elk een ander perspectief hebben op het verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Personages
Wie spelen een rol in het boek? (noteer alle personen of karakters (bijv. fantasydieren) die een rol spelen.

Noteer kort een aantal kenmerken van ieder personage.
Bijv. Sjaakie:  beste vriend, dapper, ruziezoeker.
Verandert dit karakter tijdens het verhaal?

Slide 7 - Tekstslide

Titelverklaring, plaats en tijd 
Waarom heet het boek zo? 
  • Goede, uitgebreide beschrijving van plaats en tijd met duidelijke voorbeelden uit het boek;
  • Duidelijke omschrijving in welke tijd het verhaal zich afspeelt. Gebruik hierbij voorbeelden;
  • Geef aan op welke manier het verhaal verteld wordt in de tijd. (chronologisch of met flash-backs enz.)  

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijkste probleem en afloop
Belangrijkste probleem verhaal: 
Geef in twee á drie zinnen de kern van het verhaal weer. 

Afloop:
Geef kort aan hoe het verhaal afloopt en of het een gesloten of open einde heeft.

Slide 9 - Tekstslide

Samenvatting
Schrijf een samenvatting:
  • Inleiding, kern, slot;
  • Deze moet chronologisch zijn;
  • Wie, waar, wanneer, wat, waarom en hoe?
  • Maximaal 550 woorden, minstens 200 woorden;
  • De samenvatting is geschreven in eigen woorden


Slide 10 - Tekstslide

Inleiding
  • Wie, waar, wanneer;
  • Je introduceert de hoofdrolspelers;
  • Je legt uit waar en wanneer het verhaal zich afspeelt.

Slide 11 - Tekstslide

Kern
Je vertelt de verhaallijn, wat doen de personages;
Wat en waarom.

Slide 12 - Tekstslide

Slot
Hoe loopt het af?

Slide 13 - Tekstslide

Mening
  • A. Waarom heb jij voor dit boek gekozen? 
  • B. Vertel iets over je gevoel bij dit boek;
  • C. Herkenning? (herken je jezelf of anderen in personages of gebeurtenissen);
  • D. Wat neem je mee van dit boek? Wat heb je geleerd?
  • E. Zou jij anderen dit boek aanraden? Waarom?

Er worden minimaal 5 beoordelingswoorden (zie bijlage) gebruikt.

Slide 14 - Tekstslide

Controleer je boekverslag aan het eind met dit formulier!

Slide 15 - Tekstslide

Tip!
Snap je een bepaald onderdeel in het format niet meer? 
Mentor ook niet beschikbaar? 
In je leerboek Nederlands bij cursus 3 kijken!

Slide 16 - Tekstslide