Unit 4 Lesson 2 pt.1

Starter.... Get out your notebook and translate the words of lesson 2 
1. election
2. mainland
3.peace agreement
4. seperate
5. violence
6. besluit
7. botsen
8. politiek
9. stemmen
10. waarheid

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Starter.... Get out your notebook and translate the words of lesson 2 
1. election
2. mainland
3.peace agreement
4. seperate
5. violence
6. besluit
7. botsen
8. politiek
9. stemmen
10. waarheid

Slide 1 - Tekstslide

1. election    VERKIEZING
2. mainland    VASTELAND
3.peace agreement      VREDESAKKOORD
4. seperate      APART
5. violence      GEWELD
6. besluit     DECISION
7. botsen      TO CLASH
8. politiek       POLITICS
9. stemmen      TO VOTE
10. waarheid     TRUTH

Slide 2 - Tekstslide

Unit 4, lesson 2
Northern Ireland. 'The troubles'.
Today: Present perfect & past simple (& toetsen bespreken)
Tomorrow: Listening practise

HW for tomorrow: 
exercises 4 & 5 & 9 (from page 139 onwards) 
& OORTJES MEE

Slide 3 - Tekstslide

Present perfect vs Past simple

Slide 4 - Tekstslide

Today's goals


Grammar: Het verschil tussen de present perfect en de past simple

Slide 5 - Tekstslide

Present perfect vs past simple

Slide 6 - Tekstslide

Opfrisser: Past simple
- Iets is in het verleden gebeurd en ook afgelopen
Werkwoord + ED

'I worked at Albert Heijn yesterday'

Slide 7 - Tekstslide

Welke regel hoort bij de past simple?
A
Iets is in het verleden gebeurd en afgelopen
B
Iets is nu bezig
C
Iets is in het verleden gebeurd en is nu nog bezig
D
Iets gaat in de toekomst plaatsvinden

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin staat in de past simple?
A
I looked at him
B
I have looked at him

Slide 9 - Quizvraag

Present perfect
- Iets is in het verleden gestart en is nu nog bezig (of het resultaat is nog merkbaar)
Have/Has + Werkwoord + ed
'I have worked at Albert Heijn for three years now'

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin staat in de present perfect?
A
I walked over to her house
B
I have walked over to her house

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Present Perfect - Past Simple

Slide 13 - Tekstslide

Present Perfect - Past Simple
Present perfect                 Past simple

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

In welke tijd staat de volgende zin?
'I have already decided what to do.'
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 16 - Quizvraag

In welke tijd staat de volgende zin?
'She moved here in 2013.'
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 17 - Quizvraag

Present perfect

Have/Has + Werkwoord + ed


Slide 18 - Tekstslide

Probeer nu zelf de present perfect te maken.
met have/has + werkwoord + ed
They ____ (paint) the door. It is still wet.

Slide 19 - Open vraag

Present perfect
Maar wat als?
'I ...............that movie already' (to see)

Slide 20 - Tekstslide

Present perfect onregelmatig
Maar wat als?
'I have seen that movie already' (to see)

Slide 21 - Tekstslide

Irregular verb of
wedden
A
to bet - bet - bet
B
to bet - bit - bot
C
to bit - bit - bit
D
to bet - betted - betten

Slide 22 - Quizvraag

Irregular verb of
graven
A
to dig - diged - duged
B
to dig- digged - dugged
C
to dug - dug - dug
D
to dig - dug - dug

Slide 23 - Quizvraag

irregular verbs:
fall - ? - ?

A
felt - felt
B
fell - fallen
C
falled - falled
D
fell - fell

Slide 24 - Quizvraag

Irregular verb of
breken
A
to break - broke - broken
B
to break - break - breaked
C
to broke - broke - broked
D
to break - broke - broke

Slide 25 - Quizvraag

Irregular verb:
kiezen
A
to choose - chose - chosen
B
to chose - chose - chose
C
to choose - chosed - chosen
D
to choose - chosen - chose

Slide 26 - Quizvraag

Irregular verbs

have - ……. - had
A
had
B
hadded
C
haved
D
haven

Slide 27 - Quizvraag

Irregular verb:

kosten
A
to cost - costed - costen
B
to cost - chosten - gecost
C
to cost - costed - costed
D
to cost - cost - cost

Slide 28 - Quizvraag

Irregular verb:

beginnen
A
to begin - begin - begin
B
to begin - began - begun
C
to begin - began - began
D
to begin - begun - begun

Slide 29 - Quizvraag

Irregular verb of
'verbieden'
A
to forbid - forbid - forbid
B
to forbid - forbade - forbidden
C
to forbid - forbidded - forbidden
D
to forbade - forbade - forbade

Slide 30 - Quizvraag

Irregular verbs: gaan
A
to go - goed - gone
B
to go - went - gone
C
to go - goed - goed
D
to go - went - went

Slide 31 - Quizvraag

Irregular verb of
horen
A
to hear - hear - heard
B
to hear - heard- heard
C
to hear- heart - heart
D
to hear - heared - hearing

Slide 32 - Quizvraag

Irregular verb of:
vechten
A
to fight - fighted - fought
B
to fight - fight - fight
C
to fight - fought - fought
D
to fight - fought - foughted

Slide 33 - Quizvraag

Irregular verbs:
beat - ....... - ........ - ..........

Slide 34 - Open vraag

Irregular verbs
become - .......... - ............

Slide 35 - Open vraag

Irregular verbs
buy - .......... - ............

Slide 36 - Open vraag

irregular verb to be
A
be-wased-were
B
be-were-was
C
be-was-were
D
be-was/were-been

Slide 37 - Quizvraag