H2 Leesvaardigheid les 1 Tekstdoel en publiek taalweetjes Etymologie

Hoofdzaken en hoofdgedachte
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Leesvaardigheid H2: Tekstdoelen en publiek
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een tekstdoel is
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen wat verschillende tekstdoelen herkennen en benoemen, 
  • Aan het einde van de les kun je voorbeelden geven van tekstsoorten die bij elk tekstdoel passen, 
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het belang is van het publiek bij het schrijven van teksten benoemen
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen aan de hand van onderwerp, bron, lay-out en taalgebruik bepalen voor welk publiek een tekst bedoeld is.



Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Vroeger
Taalweetjes

Slide 6 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
  • Woorden ontstaan niet zomaar. 
  • Elk woord heeft zijn eigen geschiedenis. 
  • Een loodgieter wordt bijvoorbeeld niet voor niets loodgieter genoemd. Vroeger moest hij stroken lood gieten om lekkende buizen waterdicht te maken. Al giet de loodgieter geen lood meer, hij is nog steeds degene die de waterleiding repareert.

  • Wat is volgens jou de geschiedenis van het woord spijkerbroek? Vul het kort in.

Slide 7 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Bekijk het filmpje over de spijkerbroek. 

Lijkt jouw antwoord op het verhaal uit het filmpje?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord
Ooit ontdekte een Amerikaanse modeontwerper hoe je oude roestige spijkers kon recyclen tot een stevige, stoere stof: spijkerstof. 

Hij maakte er de populaire spijkerbroek van.

Slide 10 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger


Vreemde hangmat

Slide 11 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
  • Verhalen achter woorden zijn niet altijd logisch. 
  • Het verhaal van de hangmat bijvoorbeeld: dat lijkt te gaan over een mat die tussen twee bomen hangt. 
  • Dat is echter niet zo. Ooit is de hangmat uit het Caribisch gebied naar het noorden gekomen. 
  • De echte naam was amaca en veranderde onderweg in hamac. In het Nederlands werd hamac al snel hangmat. Dat klinkt een stuk normaler!

Slide 12 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Waar komen woorden vandaan?

Test je kennis over de herkomst van woorden.

Slide 13 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Hagelslag heet hagelslag omdat …

Slide 14 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord:

De bedenker van de hagelslag, bij de chocoladekorrels aan een hagelbui dacht.

Slide 15 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Het woord robot komt van…

Slide 16 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord:

Het Tsjechische woord robota, dat 'gedwongen werk' betekent.

Slide 17 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Welk woord komt van het Spaanse woord mascara (= masker)?

Slide 18 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord:

Mascara - make-up

Slide 19 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Een boodschap heet boodschap omdat…

Slide 20 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord:

Vroeger een dienaar (bode) de bestelde artikelen (schappen) bij mensen langs kwam brengen.

Slide 21 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Een portemonnee heet portemonnee omdat …

Slide 22 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord:

Lang geleden in de Franse haven Port de Monnaie een zakje met gouden munten werd gevonden.

Slide 23 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Verborgen geschiedenis

  • Bedrijfsnamen lijken soms net fantasiewoorden. 
  • Toch kan het zijn dat achter die namen een geschiedenis verborgen zit. 
  • Zo is ‘HEMA’ geen fantasiewoord, maar een afkorting van ‘Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam’ en is ‘Haribo’ opgericht door Hans Riegel uit Bonn.

Slide 24 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Wat is het verhaal achter deze bedrijfsnaam?

Andrélon

Slide 25 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord

  • Andrélon: Ongeveer tachtig jaar geleden bracht kapper André de Jong dit bekende shampoomerk op de markt. Hij kwam op het idee zijn shampoo Andrélon te noemen door de naam van zijn kapperszaak, Andrés Kapsalon, samen te trekken.
  • Een ander verhaal is dat het merk is vernoemd naar de oprichters André en Lonneke de Jong.

Slide 26 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Wat is het verhaal achter deze bedrijfsnaam?
Aviko

Slide 27 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord
Aviko: In 1962 werd het bekende merk Aviko opgericht in de Gelderse plaats Hoog-Keppel. Aviko is een afkorting, die wordt uitgesproken als een woord. Iedere letter betekent iets, namelijk: Aardappel verwerkende industrie Keppel en omstreken.

Slide 28 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Wat is het verhaal achter deze bedrijfsnaam?
KING

Slide 29 - Tekstslide

Taalweetjes
Hoofdstuk 2 Vroeger
Antwoord
KING: Familie De Vries uit Sneek begon in 1902 in haar bakkerij met het maken van pepermunt. Twinitg jaar later was het pepermuntje zo populair dat de bakkersfamilie besloot om er de merknaam KING aan te geven: Kwaliteit In Niets Geëvenaard.

Slide 30 - Tekstslide

Vroeger
Leesvaardigheid
Hoofdzaken en hoofdgedachte

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Nakijken opdracht 4
1 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Een zaterdag waarop er in het verkeer veel
   ongelukken gebeuren door grote drukte.

2 Uittocht, vakantie, hoogtepunt, topdrukte

3 Alinea 1 t/m 3

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
4 Dat de incheckbalies nauwelijks nog zichtbaar zijn, de tegelvloer evenmin.

5 Ze zien alleen maar rijen, heel veel rijen.

6 ‘Het wordt steeds drukker onderweg, maar we gaan uitgebreider  
     geïnformeerd op reis.’

7 In alinea 6 staat: ‘de eerste ‘zwarte zaterdag’ van het seizoen’. Er staat ‘de
    eerste’ dat betekent dat er meer zijn.

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
8 Ga bij voorkeur rond het middaguur op weg.

9 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Vakantie ligt vast, gebonden aan
    schoolvakanties, met familie op stap.

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Nakijken opdracht 5
1 Er staat: En wat als het je droom is om wetenschapsjournalist te worden?
   Dan weet de interviewer al dat dat een droom van Mare is.

2 als wetenschapsjournalist in spe een blog bijhouden voor Wageningen
    Universiteit (waar haar moeder werkt), en daarnaast assisteren bij het
     veldwerk



Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
3 kleine hoeveelheid voorbeeldmateriaal uit de grond

4 Mijn moeder wil met dit project achterhalen hoe vervuild de bodem en het
    water in het poolgebied zijn..

5 ze mocht geen geweer hebben en geen schiettraining volgen

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
6 In hoeverre hebben lokale omstandigheden gezorgd voor kwikvervuiling?

7 C De vlo-kreeftjes gaan vrijwel allemaal dood bij een laag zoutgehalte en
        een temperatuur van 12 graden Celsius.

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
8 wegvallen van een voedingsbron voor andere dieren.

9 De tekst sluit af met een advies van Mare aan scholieren om zoals zij
    veldwerk te doen, omdat je zo inzicht krijgt in wat er allemaal bij 
    wetenschappelijk onderzoek komt kijken.

Slide 38 - Tekstslide

Vroeger
Leesvaardigheid H2
Tekstdoel en publiek

Slide 39 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Lees tekst 1. Het is een brief in een krant uit 1920.

Slide 40 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 41 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
  1. Wat wil de schrijver bereiken?
  2. Wat valt je op aan het taalgebruik?
  3. Zou de veerdienst naar aanleiding van deze brief een extra boot inzetten? Leg je antwoord uit.

Slide 42 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Antwoord
  1. Het doel is overtuigen. De schrijver wil dat er iets veranderd wordt aan de hoeveelheid boten.
  2. Ouderwets (menschen, den), netjes en beleefd, duidelijk taalgebruik.
  3. Ja, want het is een verzoek waar ze best op in kunnen gaan, de argumenten zijn helder.
       Of: nee, want via een krant kan de directeur niet op zo’n verzoek
       ingaan/ze kunnen niet voor één persoon de hele veerbootdienstregeling
       gaan wijzigen.

Slide 43 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Betekenis: tekstdoel
De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken. De tekst die hij schrijft, heeft dus een doel. De schrijver van een tekst heeft een bepaald doel voor ogen, zoals informeren, overtuigen, waarschuwen, activeren, instrueren, adviseren of amuseren. 


Slide 44 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Er zijn veel verschillende tekstdoelen, bijvoorbeeld:

Slide 45 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek

Slide 46 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Publiek
Om het tekstdoel te bereiken, moet de schrijver rekening houden met de groep voor wie hij schrijft, het publiek. Aan het onderwerp, de bron, de lay-out en het taalgebruik kun je zien voor welk publiek de tekst bedoeld is.

Slide 47 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Tekstdoel: Wat de schrijver met de tekst wil bereiken bij de lezer. 

Publiek: De groep mensen voor wie de tekst is geschreven.

Slide 48 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Maak opdracht 1 blz. 41

Slide 49 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
Antwoorden opdracht 1
1 Het onderwerp van deze tekst is ‘tandenpoetsen/tandenborsteldag’.
2 Deze tekst is een krantenbericht. Dat zie je aan de bron; Sevendays.
3 C voor lezers tussen de 12-17 jaar
4 A door een aantal voorbeelden bij het onderwerp te noemen

Slide 50 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
5 Bedorven zuurkool, kattenvoer, ontbindende muizenlijken, de adem van       
    Shrek.
6 De werkelijke reden dat mensen vroeger gepaste afstand hielden, was het
    feit dat ze geen vieze adem van de ander wilden ruiken/inademen.
7 Mensen met een schoon gebit hebben 65% minder kans om dement te
    worden. “Mooi meegenomen … te worden!”(Alinea 5)
8 Met ‘de simpele burger’ worden gewone mensen bedoeld die niet
    rijk/beroemd zijn.

Slide 51 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Tekstdoel en publiek
9 B Informeren, want de schrijver wil je meer laten weten over tanden-
        borsteldag.
10 In de tekst staat: “Het is dus niet meer nodig om iemand af te schrikken
     met je slechte adem.” En: Dus vier de frisse adem en poets je tanden op
     Tandenborsteldag extra vaak!” Hier wordt dus advies gegeven aan de
      lezers: afschrikken is niet nodig als je vaak poetst en slechte adem is niet
     meer aanwezig als je vaak poetst.

Slide 52 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 2 en 3

Slide 53 - Tekstslide