In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Taal 1
Standaardnederlands en dialect
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Wat kwam er in je op toen je de video bekeek? Kon je het volgen? Waar ging het over?
Slide 4 - Woordweb
De Nederlandse taal(vormen)
Nederlandse taal -> ook wel standaardtaal of algemene omgangstaal.
ABN -> Algemeen Beschaafd Nederlands
Dialect
Jongerentaal
Slide 5 - Tekstslide
Standaardtaal
Standaardtaal is een geografisch neutrale variant en wordt daarom ook gebruikt in het openbaar leven (de media, het onderwijs, bestuur,...). We noemen de Nederlandse standaardtaal ook wel Algemeen Nederlands of AN.
Slide 6 - Tekstslide
Dialect
Dialect is de andere vorm van taalvariatie
Bij dialect is er sprake van een eigen woordenschat (soms zelfs een eigen woordenboek!), klanken, eigen spelling en eigen grammatica
Een dialect is plaatsafhankelijk
Een dialect kan voor vooroordelen zorgen ('dom', maar gezellig) en kan minder kansen geven bij bijv. sollicitaties. Een dialect kan soms lastig verstaanbaar zijn voor iemand die het dialect niet spreekt of kent.
Slide 7 - Tekstslide
Overeenkomsten straattaal & dialect(en)
Beide zijn varianten binnen het standaard Nederlands.
Wordt naast het Nederlands gebruikt -> dus ook taalvaardig in het Nederlands.
Beide zijn een typische 'in-group' spreekstijl' -> onderling kunnen ze elkaar goed verstaan.
Verschillen in regio's of groepen -> veel variatie en verandering.
Associatie met individuen of groepen met een lage sociale status.