9/10 Standaardnederlands en dialect - Taal 1

Taal 1
Standaardnederlands en dialect
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taal 1
Standaardnederlands en dialect

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- 
  • Zelfstandig in stilte werken 


  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat Standaardnederlands en dialect zijn;
  • kun je  het verschil benoemen tussen Standaardnederlands en dialect zijn;
  • heb je geoefend metste herkennen en benoemen van Standaardnederlands en dialect z.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat kwam er in je op toen je de video bekeek?
Kon je het volgen?
Waar ging het over?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse taal(vormen)

Nederlandse taal -> ook wel standaardtaal of algemene omgangstaal.
ABN -> Algemeen Beschaafd Nederlands
Dialect
Jongerentaal


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaardtaal 

Standaardtaal is een geografisch neutrale variant en wordt daarom ook gebruikt in het openbaar leven (de media, het onderwijs, bestuur,...). We noemen de Nederlandse standaardtaal ook wel Algemeen Nederlands of AN. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalvariatie
- Standaardtaal: Een officiële taal (ABN, Standaard Fries)
- Een dialect verschilt van de standaardtaal in spelling, woordenschat, zinsbouw en uitspraak.
- Een regiolect wijkt af van de standaardtaal in uitspraak en (soms) in woordenschat.
- Een groepstaal verschilt soms van de standaardtaal in spelling/woordenschat.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dialect
  • Dialect is de andere vorm van taalvariatie
  • Bij dialect is er sprake van een eigen woordenschat (soms zelfs een eigen woordenboek!), klanken, eigen spelling en eigen grammatica
  • Een dialect is plaatsafhankelijk 
  • Een dialect kan voor vooroordelen zorgen ('dom', maar gezellig) en kan minder kansen geven bij bijv. sollicitaties. Een dialect kan soms lastig verstaanbaar zijn voor iemand die het dialect niet spreekt of kent.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk bij een taalvorm?
  • Het bepalen van de betekenis.
  • Wat is de bedoeling van de spreker?
  • Kennis van de wereld.
  • De inhoud.
  • De sociale relaties tussen taalgebruikers.
  • Passend bij sociale omstandigheden. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Straattaal of dialect
Straattaal is een zelfgemaakte taal vol afkortingen in sms- en apptaal, schunnige woorden uit de hiphop en leentermen uit het Marokkaans, Turks, Engels en Surinaams. In Nederland is de basistaal Nederlands. Er wordt gespeeld met lidwoorden, toon, tempo en volume. 


Dialect is in de taalkunde de benaming voor een talige variëteit die niet als standaardtaal geldt.
Nederlandse dialecten zijn nauw verwant aan de Nederlandse taal -> in hetzelfde taalgebied als het Standaardnederlands gesproken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomsten straattaal & dialect(en)

  • Beide zijn varianten binnen het standaard Nederlands.
  • Wordt naast het Nederlands gebruikt -> dus ook taalvaardig in het Nederlands.
  • Beide zijn een typische 'in-group' spreekstijl' -> onderling kunnen ze elkaar goed verstaan.
  • Verschillen in regio's of groepen -> veel variatie en verandering.
  • Associatie met individuen of groepen met een lage sociale status.
  • Verbondenheid en groepsgevoel.
  • Stoerheid (straattaal) & gezelligheid (dialecten).
  • Kan nadelig zijn voor een succesvolle maatschappelijke carrière -> niet algemeen geaccepteerde norm.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel dialecten bestaan er in Nederland
A
267
B
43
C
79
D
95

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meest gesproken dialect?
A
Brabants
B
Limburgs
C
Twents
D
Hollands

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welk dialect komt het onderstaande word:
leafde (liefde)
A
Haags
B
Twents
C
Fries
D
Vlaams

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De geschiedenis van dialecten
  • Het Nederlands is onstaan sinds begin jaartelling
  • Tijdens volksverhuizingen is de Nederlandse taal opgesplitst
  • Hierdoor onstaan er steeds nieuwe dialecten
  • Het Nederlands is 1600 jaar oud
  • Sommige dialecten worden talen, zoals het Fries

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende dialecten/streektalen
  • In totaal 267 dialecten in Nederland
  • De drie grootste dialecten zijn:
        • Nedersaksisch (4,8%)
        • Limburgs ( 3,4%)
        • Het Fries ( 2,0%)
  • De rest van Nederland spreekt vooral een vorm van
       Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN)


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fries = geen dialect, maar een taal!
  • Fries is sinds 1956 officieel een taal
  • Van de 625.000 inwoners spreekt 74% het Friese dialect
  • 94% van de inwoners kan het goed verstaan
  • Het Fries stamt af van het west Germaans 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gronings
Word in groningen en omstreken gesproken
Lijkt niet op ABN.

Hoe praat een Groninger
De klemtoon wordt op de laatste lettergreep gelegt
Bij meervouden op -EN van de -E weg
Voorbeeld 'stoel, n' ipv stoelen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grunnegs
Ontstoan
1400 - 1600: Oudgronings (Oudfrysk & Nedersaksisch)
1600 - 1800: Middelgronings (Middelnederlands)
1800 - nu: provincialisme, écht Grunnegs

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschill'n in 't grunnegs
thoes - thuus
muus - moes
bruuk - broek (moar broek is boksem!)

Slide 23 - Tekstslide

Westerwolds
Westerkwartiers
Stadjeders
Kollumerpompsters
Hogelandsters
Oldambtsters
Veenkoloniaals
Noordenvelds

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Haags
Het haags is onderverdeeld in 2 groepen
  1. Plat Haags - Hagenezen
  2. Bekakt Haags - Hagenaren

Haags bekender door Haagse Harry
Haagse Harry komt uit 1991


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe oud is de Nederlanse taal?
A
1600 jaar oud
B
1390 jaar oud
C
2345 jaar oud
D
1900 jaar oud

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van de afkorting ABN
A
Alles Behalve Normaal
B
Algemeen Beschaafd Nederlands
C
Aangepast Begrijpbaar Nederlands
D
Algemeen Basis Nederlands

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je "goedemorgen" in het Haags?
A
Houdoe
B
Hoeist
C
Heejee
D
Morge

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twents
  • Wordt gesproken in Twente
  • De uitspraken verschillen per dorp/regio
  • Stamt af van het Nedersaksisch
  • Vroeger werdt het gezien als boerentaal
  • Kinderen leren nu 2 talen Twents en ABN



Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Brabants
  • Gesproken in Noord/Vlaams Brabant en Antwerpen 
  • Het brabants is onderdeel van het brabands erfgoed
  • Er bestaan wel 100 variaties op het brabants

Hoe praat een Brabander:
Verkleinwoorden worden altijd volledige uitgesproken met uitgang -ke

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Limburgs
  • Limburgs wordt gesproken in Limburg en in kleine delen van België en Duitsland.
  • Limburgs is heel melodieus en rustig
  •  ze maken gebruik van langgerekte klanken 
  • Zachte -e die klinkt als een zucht

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn eigenschappen van een dialect?
A
Het wordt op school geleerd.
B
De spelling en grammatica zijn niet vastgelegd.
C
De woordbetekenissen zijn vastgelegd.
D
Maakt deel uit van het culturele erfgoed van een bepaalde regio.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat veel jongeren naast de Nederlandse taal ook straattaal spreken?
A
Het wordt gebruikt in songteksten.
B
Jongeren willen graag bij een bepaalde groep horen.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij van mensen die het spreken van dialecten niet accepteren?
A
Ik vind ook dat alleen het standaard Nederlands gesproken mag worden.
B
Ik vind dat het afhankelijk is van het accent.
C
Ik vind dat het afhangt van de situatie.
D
Ik vind dat iedereen een dialect mag spreken.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Straattaal & dialect in muziek


'Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is'.

'Kom uit het land waar je doorheen rijdt in drie uurtjes, met een ander dialect elke tien minuutjes' (Lange Frans & Baas B.).


In muziek en ook in gedichten worden teksten die in het dialect of in straattaal geschreven zijn regelmatig hits of bestsellers. Dit wordt dus wel volledig omarmd en geaccepteerd. 
Een voorbeeld hiervan is een oude hit van Twarres: 'Ik sjoch dei'.



Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 

    Pak je VIP en noteer:
    Maken: taal paragraaf 1, Standaardnederlands
    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk
    Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

    Slide 40 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:

    • kun je benoemen wat Standaardnederlands en dialect zijn;
    • kun je  het verschil benoemen tussen Standaardnederlands en dialect zijn;
    • heb je geoefend metste herkennen en benoemen van  Standaardnederlands en dialect z.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 41 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Ik kan benoemen wat Standaardnederlands en dialect is en het verschil tussen beide herkennen en benoemen.

    😒🙁😐🙂😃

    Slide 42 - Poll

    Deze slide heeft geen instructies

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 43 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 44 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies