In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
- verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden kennen
- de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed schrijven
WERKWOORDSPELLING
eerder leerde je
- de persoonsvorm in de
tegenwoordige tijd goed schrijven
PERSOONSVORM
in de
VERLEDEN TIJD
ZWAKKE WERKWOORDEN
ZWAKKE en STERKE
werkwoorden
Wat is het verschil?
STERKE
heeft de KRACHT om in de verleden tijd te veranderen
VOORBEELD
STERKE WERKWOORDEN
kopen - ik koop - ik kocht
lopen - ik loop - ik liep
geven - ik geef - ik gaf
kruipen - ik kruip - ik kroop
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde
REGELS verleden tijd
bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: stam + te / stam + de
In het meervoud: stam + ten / stam + den
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet