Lesson 34

Welcome back! 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome back! 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today’s lesson 
  • Grammar on page 56 of your eText (also see your studiewijzer) 
  • Grammar: countable and uncountable nouns 
  • Short quiz
  • Grammar: some and any 
  • Short quiz
  • Grammar: a lot (of)/much/many
  • Short quiz
  • Time to do your homework!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today you will learn: 
  • Het verschil tussen ‘countable’ en ‘uncountable’ nouns. 
  • Hoe je verschillende etenswaren in de categorieën ‘countable’ of ‘uncountable’ nouns kan zetten.  
  • Wanneer je ’some’ moet gebruiken en wanneer je ‘any’ moet gebruiken in een zin.  
  • Wanneer je ‘much’, ‘many’ en ‘ a lot of’ moet gebruiken in een zin.   

 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable & uncountable 
  • Countable nouns (telbare znw)  zijn zelfstandige naamwoorden waar je mee kunt tellen. 

  • Nigel bought seven apples at the supermarket. 

  • Maud took 22 selfies before finding the perfect one for het instagram. 

  • Bo ate twelve eggs for breakfast. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable & uncountable
  • Uncountable nouns (ontelbare znw) zijn zelfstandig naamwoorden waar je niet mee kunt tellen 

  • Daniel has got a lot of money.

  • Janneke drinks a lot of water after playing volleyball. 

  • Floor likes to eat bread in the morning. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable and uncountable 
  • Countable nouns  are
  • Zelfstandige naamwoorden die je kunt tellen.

  • Examples
  • one dog - two dogs (honden)
  • one baby - two babies
  • one bottle - ten bottles (flessen)

  • Uncountable nouns are: 
  • Zelfstandige naamwoorden die je niet kunt tellen.
  • Sugar (suiker)
  • water 
  • Tea
  • Air

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable or uncountable?
timer
0:15

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable! (Carrots) 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable / uncountable? 
timer
0:15

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable (bananas) 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable / uncountable? 
timer
0:15

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uncountable! (Rice) 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Countable / uncountable? 
timer
0:15

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uncountable! (Bread)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some vs Any

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
  • She has some money in her wallet.  
  • I don’t have any time! I am late. 
  • I bought you some flowers for your birthday.
  • Is there any candy left? 

  • What would ‘some’ and ‘any’ mean? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME & ANY
  • Betekenis: een paar, een aantal, wat, enkele

  • Some en any gebruik je om iets aan te geven, maar minder specifiek dan het noemen van een hoeveelheid.
  • Examples als je een specifieke hoeveelheid noemt: 
  • They need to eat two sandwiches and three bananas.

  • Maar je kunt ook some of any gebruiken (minder specifiek):
  • They need to eat some sandwiches and bananas.

    Slide 19 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    ANY • when to use it?
    • 1. In ontkennende / negatieve zinnen
    • We didn't buy any flowers.
    • I don’t have any money left.

    • 2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord nog niet zeker is
    • Do we have any milk left? 
    • Does she have any tattoos? 


    Slide 20 - Tekstslide

    Bij vraagzinnen: hoe maak je duidelijk aan de leerlingen om welke zinnen het gaat. Aangezien vraagzinnen ook some kunnen bevatten. 
    SOME • when to use it? 
    • In bevestigende / positieve zinnen (+)
    • Hanne bought some flowers.
    • Lenny has some pens in is backpack.
    • They have some nice animals at the zoo.
    • I collected some shells from the beach. 

        
     

    Slide 21 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    SOME


    Gebruik je bij: 

    • Bevestigende & positieve zinnen

    ANY 

    Gebruik je bij: 

    • Ontkennende / Negatieve zinnen;
    • vraagzinnen.


    Slide 22 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    SOME / ANY

    They didn't make ... mistakes
    A
    some
    B
    any

    Slide 23 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    SOME / ANY

    I am going to buy ... flowers.
    A
    some
    B
    any

    Slide 24 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    SOME / ANY

    I can't pay. I haven't got ... money.
    A
    some
    B
    any

    Slide 25 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    2. There aren't ______ discos in town.
    A
    some
    B
    any

    Slide 26 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    He has ___ nice shoes on
    A
    some
    B
    any

    Slide 27 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    We don't have ___ bread.
    A
    some
    B
    any

    Slide 28 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Do you have ___ pets?
    A
    some
    B
    any

    Slide 29 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 30 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    A lot (of) / much / many
    • I have a lot of friends 
    • How many apples do you have? 
    • How  much time do we have left?
    • I want to eat a lot of ice cream

    • What could these words mean? 

    Slide 31 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    A lot (of) / much / many
    • Much, many & a lot of betekenen allemaal veel in het Nederlands.


    • Je gebruikt ze alleen niet allemaal hetzelfde. Kijk naar de volgende voorbeelden en probeer het verschil tussen much & many te raden!

    Slide 32 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Voorbeelden
    1. many friends
    2. much water
    3. many chairs
    4. much time
    5. many superheroes
    6. much water 

    Slide 33 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    A lot (of) / much / many
    • Je gebruikt many als het woord dat erna komt meervoud en telbaar is.

    • He hasn't got many friends.
    • Do we have many videogames?

    • Tip: Je kunt meervoud herkennen aan de letter -s achter een woord.

    Slide 34 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    A lot (of) / much / many
    • Je gebruikt much als het woord dat erna komt enkelvoud en ontelbaar is.

    • Do you have much work? 
    • We haven't got much money.

    • Kan je het woord water tellen?

    Slide 35 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    A lot (of) / much / many
    • A lot (of) kan je gebruiken bij telbare en ontelbare woorden!

    • A lot of children like toys. 
    • I have a lot of tomatoes on my tables.
    • She has got a lot of money in her bank account. 

    Slide 36 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Countable (telbaar)

    Uncountable (ontelbaar)
    woorden waar je een cijfer voor zou kunnen zetten

         many apples

         many children


         many cups

    bij deze woorden kan je niet een cijfer voor zetten

       much water

        much money


        much sand

    Slide 37 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

    How ....... sand is there in the dessert?
    A
    many
    B
    much

    Slide 38 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

    How ..... panda bears are there in this zoo?
    A
    many
    B
    much

    Slide 39 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

    We have ....... beach balls.
    A
    many
    B
    much

    Slide 40 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

    There is not ...... homework.
    A
    many
    B
    much

    Slide 41 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    water
    A
    many
    B
    much

    Slide 42 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    trees
    A
    many
    B
    much

    Slide 43 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    ducks
    A
    many
    B
    much

    Slide 44 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    rice
    A
    many
    B
    much

    Slide 45 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    What was it again? 
    • Wat is het verschil tussen countable & uncountable nouns? 
    • Countable = znw waar je mee kunt tellen.
    • Uncountable = znw waar je niet mee kunt tellen.
    • What does some & any mean? 
    • Een paar, een aantal, wat, enkele
    • Wanneer gebruiken we some? 
    • In bevestigde/ positieve zinnen 
    • Wanneer gebruiken we any? 
    • Ontkennende / negatieve zinnen 
    • Wat betekend a lot, much & many
    • Betekend allemaal veel 
    • Wanneer gebruik je much & many? 
    • Much: ontelbare woorden 
    • Many: telbare woorden 

    Slide 46 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    What now? 
    • Go to ‘My English Lab’ and do your homework!
    • Unit 6: 
    • Grammar: 1, 2, 3, 4, 6
    • Speaking: 1 


    Slide 47 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies