4.6: grammatica: woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 1

Hallo allemaal

- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten

- Ipad en leesboek op tafel

- log alvast in op Lesson Up

Lezen

HW checken

Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.

blok 4, grammatica, §4.5, opdracht 11.4-6, 14, 15

2.5: grammatica

korte terugblik

Hoe vind ik het lv ook alweer in een zin?

Wat is het lv in de volgende zinnen:

- Ga jij de zandkastelen bewonderen?

- Dex stuurde tijdens het fietsen een berichtje aan zijn moeder.

- Katy roddelt tijdens elk feestje over haar beste vriendin .

- Heb je voor dat baantje een schooldiploma nodig ?

de zandkastelen

een berichtje

geen lv in de zin

een schooldiploma

Lesdoelen 

Ik kan woordsoorten benoemen.

§4.6: grammatica, blz. 187

Woordsoorten

Een woordsoort is een groep waartoe woorden behoren. Alle woorden die in een zin staan, behoren tot een woordsoort. Veel woorden horen standaard bij een vaste woordgroep, maar er zijn ook woorden die tot twee (of meer) woordsoorten kunnen behoren. De bekendste zijn het werkwoord, lidwoord, voorzetsel, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord. 

Nooit in de knoop

Benoem uit de volgende tekst alle ww, znw, bnw en vz. 

De tentakels van een octopus zitten vol zuignappen die zich vastzuigen aan alles wat ze tegenkomen. Maar toch raakt deze achtarmige zwemmer nooit in de knoop. Onderzoekers ontdekten dat de zuignappen van dit dier reageren op een chemisch stofje in de octopushuid. Ze trekken daardoor automatisch terug als ze zich aan zijn eigen huid willen vastzuigen.

Werkwoorden: zitten, vastzuigen, tegenkomen, raakt, ontdekten, reageren, trekken…terug, willen, vastzuigen.

Zelfstandige naamwoorden: knoop, tentakels, octopus, zuignappen, zwemmer, knoop, Onderzoekers, zuignappen, dier, stofje, octopushuid, huid.

Bijvoeglijke naamwoorden: achtarmige, chemisch, eigen

Voorzetsels: in, van, aan, in, van, op, in, aan.

Benoem voor elk znw een bvn

Het tijdschrift voor meisjes heeft een voorpagina.

Zet het glas op de plank van de kast.

De spits is in het duel met de tegenstander zijn voetbalschoen verloren.

Bemiddel jij tussen de jongeren en de bewoners?

Wat zijn de vz in de zinnen?

a.  voor 

b.  op (vz)  van (vz) 

c.  in (vz)  met (vz) 

d. tussen (vz) 

Aan het werk

blok 4, grammatica, §4.6, opdracht 19, 21

Wie heeft er toelichting nodig?

klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek

niet klaar? dan is dit je huiswerk

in je ebook

Afsluiting
Wat wil jij nog herhalen van de paragraaf grammatica?

Typ alleen je vraag als je een vraag hebt.

Huiswerk

blok 4, grammatica, §4.6, opdracht 19, 21