V1 Grammatica Woordsoorten H36
1 / 34
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Welke zinsdelen ken je?
Slide 5 - Woordweb
In welke volgorde moet je zinsdelen verdelen en benoemen?
A
ow - pv - zinsdelen - wwg - lv - bwb - mv
B
pv - wwg - zinsdelen - ow - bwb - lv - mv
C
zinsdelen - ow - pv - wwg - lv - mv - bwb
D
pv - zinsdelen - wwg - ow - lv - mv - bwb
Slide 6 - Quizvraag
Benoem alle zinsdelen.
Vorig schooljaar / heeft / Sanne / de lesstof
/ nog / aan Joris / uitgelegd.
pv - wg
ow
wgg
lv
mv
bwb
Slide 7 - Sleepvraag
Benoem de zinsdelen
PV =
WWG
OW =
LV =
Is
mijn broer
zijn scooter
verloren?
Slide 8 - Sleepvraag
Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Heeft
Bas
de meeste records
verbroken
op de sportdag?
ow
pv/wg
wg
lv
BWB
Slide 9 - Sleepvraag
Sleep de blauwe zinsdelen naar de juiste plek.
Let op: soms staan er twee zinsdelen in één vak.
WWG
OW
BWB
Hij
had
de moed
al
opgegeven.
Slide 10 - Sleepvraag
Piet en Jan/ hebben /pindakaas/ gekocht.
Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk
gezegde
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.
Slide 11 - Sleepvraag
Lees de zin hieronder.
De zin is al voor je verdeeld in zinsdelen.
Sleep de namen van de zinsdelen naar het juiste zinsdeel. Let op! Er blijven namen van zinsdelen over.
Aan de boom | hangt | een enorme baviaan.
bwb
ow
lv
wg
mv
Slide 12 - Sleepvraag
Lees de zin hieronder.
De zin is al voor je verdeeld in zinsdelen.
Sleep de namen van de zinsdelen naar het juiste zinsdeel. Let op! Er blijven namen van zinsdelen over.
Aan mijn oma | geeft | moeder | snel | haar nieuwe pedicuremachine.
bwb
ow
lv
wg
mv
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Tekstslide
Welke woordsoorten ken je?
Slide 15 - Woordweb
Slide 16 - Tekstslide
Voorzetsel
Slide 17 - Woordweb
Slide 18 - Tekstslide
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken.
znw
bnw
blw
zww
vz
olw
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 19 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken.
znw
bnw
blw
zww
vz
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
nieuwe
Slide 20 - Sleepvraag
Bijwoord
Slide 21 - Woordweb
Bij welke woordsoorten geeft een bijwoord extra informatie?
Slide 22 - Open vraag
Zoek het bijwoord:
Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje
Slide 23 - Quizvraag
Zoek het bijwoord:
A
Ik
B
altijd
C
heb
D
pech
Slide 24 - Quizvraag
Sleep de twee bijwoorden uit de zin.
bijwoord
Hij
krijgt
natuurlijk
altijd
de
schuld.
Slide 25 - Sleepvraag
Wat zijn bijwoorden?
A
in, op, onder
B
gedurende, tijdens, te
C
heel, niet, snel
Slide 26 - Quizvraag
Woordsoortbenoeming
zww
olw
bnw
znw
vz
bw
Rens
collecteert
voor
een
goed
doel.
morgen
Slide 27 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en sommige woorden benoem je niet.
znw
bnw
olw
hww
vz
blw
zww
bw
Twan
heeft
voor
zijn
verjaardagsgeld
een
nieuwe
fiets
gekocht.
rode
snel
Slide 28 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken.
knappe
znw
bnw
blw
zww
bw
vz
De
dj
draait
op
het
festival
morgen
Slide 29 - Sleepvraag
Ik vind het benoemen van de zinsdelen:
A
Makkelijk
B
Redelijk makkelijk
C
Redelijk moeilijk
D
Heel moeilijk
Slide 30 - Quizvraag
Ik vind het benoemen van de woordsoorten
A
Makkelijk
B
Redelijk makkelijk
C
Redelijk moeilijk
D
Moeilijk
