Waarneming en gedrag bs 3 Gedrag

Wat is Gedrag? 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is Gedrag? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
- Je kunt toelichten wat gedrag is en beschrijven hoe gedrag tot stand komt.

- Je kunt uitleggen dat gedrag het resultaat is van relatie van een organisme met zijn omgeving.

- Je kunt een eenvoudig gedragsonderzoek beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is gedrag?
  • Gedrag: alle waarneembare activiteiten van mensen en dieren. 

  • Voorbeelden van gedrag: geluiden maken, van kleur veranderen, een lichaamshouding aannemen.

  • Adequaat gedrag: gedrag dat goed aangepast is aan de omstandigheden en hiermee de overlevingskansen en fitness verhoogd.


Slide 4 - Tekstslide

Ethologie
Ethologie = studie van gedrag
Alles objectief bekijken = alleen feiten!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is gedrag?
A
het maken van alle bewegingen van een mens of een dier.
B
alles wat een dier of mens doet, dus ook zweten en huilen.
C
alles wat een dier doet om zijn baasje het naar zijn zin te maken.
D
een respons

Slide 6 - Quizvraag

Welke groep vertoont geen gedrag?
A
Mensen
B
Planten
C
Dieren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is gedrag?
  • Gedrag bestaat vaak uit een groot aantal handelingen, ook wel gedragselementen genoemd.
  • Gedragssysteem: handelingen met een gemeenschappelijk doel.
  • Gedragsketen: het effect van de ene handeling leidt tot de volgende handeling (vaak) in een vaste volgorde.
--> zie je vaak terug bij paringsgedrag (balts). 

Slide 8 - Tekstslide

Gedrag
- Bestaat uit handelingen (gedragselementen)
- Handelingen komen tot stand door de werking van spieren en klieren.
- Een reactie op een prikkel, noem je een respons
- Handeling          effect        handelingen = gedragsketen

Gedragsketen
Handeling

Slide 9 - Tekstslide

Prikkels en motivatie
Motivatie is je bereidheid om bepaalde handelingen uit te voeren.

Als je geen honger hebt dan is je motivatie om een spruitje te eten niet zo hoog. Als je wel honger hebt dan kan je wel een heel bord spruiten op. Je motivatie om spruiten te eten wordt dus beïnvloed door je fysiologische toestand.

Dit betekent dus ook dat iets wat je heel erg lekker vindt er altijd wel in gaat, zoals een ijsje bijvoorbeeld.

De sterkte van de externe en inwendige prikkels bepaald dus hoe veel motivatie je hebt voor een  handeling.

Slide 10 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren

De motivatie wordt bepaald door de interne prikkels en externe prikkels

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Voorbeeld:
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 
Prikkels en motivatie

Slide 11 - Tekstslide

Hoe komen periodieke invloeden tot stand?
Is een regelmatige terugkerende schommelingen van prikkelsterkten in het interne of externe milieu.





  • Daglengte 
  • Temperatuur
  • Hormonen 

  • Veroorzaken: voortplanting, de biologische klok 

Slide 12 - Tekstslide

Studie van gedrag 
Gedragsonderzoek = veel waarnemen!

Dian Fossey leefde tussen de berggorilla's



Slide 13 - Tekstslide

gedragsonderzoek is belangrijk!
* dierenwelzijn bepalen (dierentuinen, dierenartsen)
* gedragsproblemen identificeren en behandelen (trainers)
* factoren die het gedrag van een dier beïnvloeden 

Slide 14 - Tekstslide

Objectief beschrijven van gedrag


Gedragsonderzoek is zo feitelijke mogelijk
  • Objectief: zonder oordeel
  • Subjectief: met een mening

Slide 15 - Tekstslide

Ethogram
  • Beschrijving van het gedrag
  • Je schrijft de handelingen op 

  • Objectieve beschrijving! Feiten vermelden en geen interpretatie.

  • Het ethogram heb je nodig om een protocol te kunnen maken

Slide 16 - Tekstslide

Protocol
  • Een beschrijving van het aantal handelingen van een dier in een bepaalde tijdperiode

  • Door een protocol kom je erachter 
  welke handeling het dier het meest 
  maakt.

  • De resultaten verwerk je in een staafdiagram

Slide 17 - Tekstslide

Gedragsonderzoek
Ethogram 

Protocol  

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekend objectief?
A
Je mening geven
B
Je houden aan de feiten
C
Een object bekijken
D
Objectieven gebruiken

Slide 19 - Quizvraag

Hoe beschrijf je 'kwispelen met de staart van een hond' objectief?
A
hij is blij
B
de hond beweegt de staart heen en weer
C
de hond beweegt de staart op en neer
D
hij is agressief

Slide 20 - Quizvraag

Gedragsketen
Protocol
Ethogram

Slide 21 - Sleepvraag

Schrijf 2 dingen op die je bij deze basisstof geleerd hebt.

Slide 22 - Tekstslide

Stel 1 vraag over iets dat je bij deze basisstof nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 23 - Open vraag