Bio H4 Th7 Oefentoets soorten en relaties
1 / 39
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat bestuderen we in de ecologie?
A
In de ecologie bestuderen we alle relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
B
In de ecologie bestuderen we een milieu
C
In de ecologie bestuderen we de invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur
Slide 2 - Quizvraag
Water is een voorbeeld van een
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 3 - Quizvraag
Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 4 - Quizvraag
Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Vossen en konijnen die in het zelfde bos leven vormen samen een leefgemeenschap.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Een weiland is een...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noemen we een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten
Slide 8 - Open vraag
Tot welk niveau horen boomalgen die op een boom zitten?
A
Populatie
B
Ecosysteem
C
Orgaan
D
Organisme
Slide 9 - Quizvraag
Waarmee begint elke voedselketen?
Slide 10 - Open vraag
Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reduceren
Slide 12 - Quizvraag
In welke vorm kan koolstof in de koolstofkringloop NIET voorkomen?
A
CO2
B
C6H12O6
C
H2O
D
CH4
Slide 13 - Quizvraag
In een piramide van biomassa wordt de biomassa in elke volgende schakel groter.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn
Slide 15 - Quizvraag
Heeft een piramide van aantallen altijd een piramide vorm? Waarom
A
Ja, want het geeft altijd de schakels in de juiste volgorde weer
B
Ja, want het aantal individuen in elke schakel wordt altijd kleiner
C
Nee, want het aantal individuen kan groter zijn in de volgende schakel
D
Nee, want de schakels van een voedselketen kunnen soms in een andere volgorde staan
Slide 16 - Quizvraag
Hoe noemen we het beginstadium van successie?
Slide 17 - Open vraag
Leg uit wat het verschil is tussen het broeikaseffect en het versterkte broeikaseffect.
Slide 18 - Open vraag
Waarom levert het verbranden van hout geen bijdrage aan het versterkt broeikaseffect?
Slide 19 - Open vraag
Welke omzetting vindt plaats door nitriet bacteriën?
A
ammonium - nitriet
B
amoniak - nitriet
C
nitriet - nitraat
D
ammonium - nitraat
Slide 20 - Quizvraag
Welke omzetting vindt plaats door nitraat bacteriën?
A
ammonium - nitriet
B
ammonium - nitraat
C
nitriet - nitraat
Slide 21 - Quizvraag
Hoe heet het proces waarbij nitraat wordt omgezet in N2?
A
Nitrificatie
B
Denitrificatie
C
Ammonificatie
D
Fotosynthese
Slide 22 - Quizvraag
Waarom draagt het verbranden van fossiele brandstoffen wel bij aan het versterkt broeikaseffect?
Slide 23 - Open vraag
De snelle groei van algen in water noemen we eutrofiëring.
A
juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Welke eigenschap hoort niet bij een pionierssoort?
A
Groeit snel
B
Heeft weinig voeding nodig
C
Kan tegen wisselende factoren
D
Heeft een groot wortelstelsel
Slide 25 - Quizvraag
Grote biodiversiteit zien we bij een...
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 26 - Quizvraag
Dikke humuslaag zien we bij een...
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 27 - Quizvraag
Leg uit waarom een hoger trofisch niveau altijd een kleinere biomassa heeft dan een lagere.
Slide 28 - Open vraag
Assimilatie is...
A
Opbouw
B
Afbraak
Slide 29 - Quizvraag
Een voorbeeld van assimilatie is...
A
fotosynthese
B
verbranding
Slide 30 - Quizvraag
Bij dissimilatie...
A
is energie nodig
B
komt energie vrij
Slide 31 - Quizvraag
De maximale populatiegrootte die zich in een gebied kan handhaven noemen we de...
Slide 32 - Open vraag
Een soort die vanuit een aangelegen gebied een ander gebied in gaat noemen we
A
inheems
B
uitheems
C
exoot
D
immigrant
Slide 33 - Quizvraag
Bij parasitisme is sprake van de volgende relatie:
A
beide voordeel
B
een voordeel, ander geen voor- en nadeel
C
een voordeel, ander nadeel
Slide 34 - Quizvraag
Bij commensalisme is sprake van de volgende relatie:
A
beide voordeel
B
een voordeel, ander geen voor- en nadeel
C
een voordeel, ander nadeel
Slide 35 - Quizvraag
Het moment waarop planten bloemen vormen is afhankelijk van de...
A
temperatuur
B
lichtintensiteit
C
daglengte
D
hoeveelheid water
Slide 36 - Quizvraag
De vos in deze afbeelding leeft in een ... klimaat
A
warm
B
koud
C
gematigd
Slide 37 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Wat is de maximum temperatuur waarbij deze vis kan leven?
