Klinisch redeneren

Klinisch redeneren
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

na de les :
  • Weet je wat klinisch redeneren is,
  • Weet je wanneer je klinisch redeneren kan toepassen in de praktijk.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over klinisch redeneren?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren 
  • Doe je continue als verzorgende
  • Theorie koppelen aan praktijk
  • Volgens een methode gegevens analyseren en acties uitzetten op een systematische manier. 


Het doel van klinisch redeneren is om onderbouwd tot een beslissing te komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?

1. Kennis van o.a. anatomie, fysiologie, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 Stappen klinisch redeneren
Stap 1: Oriëntatie op de situatie
Stap 2: Klinische probleemstelling
Stap 3: Aanvullend onderzoek
Stap 4: Het klinisch beleid
Stap 5: Het klinisch verloop
Stap 6: Evaluatie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je concreet?
1. Monitoren zorgvrager
2. Risico inschatten
3. Bepalen of interventie nodig is
4. Bepalen of extra monitoring nodig is
5. Monitoren effect van de interventie
Terug naar 1!
Dus een continue proces!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1: Oriënteren op de situatie

  • De situatie in kaart brengen. 
Je doet verschillende observaties en metingen bij de zorgvrager. Daarnaast probeer je met gerichte vragen een zo helder mogelijk beeld te krijgen (anamnese). 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent voor jou het
Niet-pluisgevoel ?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: Klinische probleemstelling
In deze stap:
bedenk je:
wat er mogelijk met de zorgvrager aan de hand . 
Je gaat: 
de verzamelde gegevens vanuit de oriëntatie beoordelen. 
Dit doe je door: 
de gegevens in gedachten te vergelijken met ziektebeelden en bijbehorende symptomen vanuit jouw theoretische kennis.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3: Aanvullend onderzoek
Wat weet ik nog niet?
In deze derde stap van klinisch redeneren wordt bepaald of, en welk, aanvullend onderzoek nodig is. Aanvullend onderzoek brengt de onderliggende factoren van klachten naar boven. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee categorieën
  • Aanvullend onderzoek dat je zelf kunt verrichten:
meet-, observatie- en vragenlijsten bijhouden, zoals een Delier Observatie Schaal of een 24-uursvochtbalans;
specifieke metingen verrichten, zoals urine sticken om een urineweginfectie uit te sluiten, of urineretentie bepalen met een bladderscan.


  • Aanvullend onderzoek dat door andere disciplines wordt verricht:
laboratoriumonderzoek, zoals bloedonderzoek of microbiologisch onderzoek;
beeldvormend onderzoek, zoals echografisch onderzoek, röntgenfoto's, CT-scan;
fysiologisch onderzoek, zoals biopsie, ECG, punctie, scopie, longfunctietest;
lichamelijk onderzoek, zoals controle van de huid, verwonding, temperatuur, abdomen (buik), hartslag, drukmetingen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hulpmiddelen heb je nodig?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fast test

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EMV score

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4: Het klinisch beleid
De verantwoordelijkheid voor het medisch beleid ligt bij de arts. Zelf ben je verantwoordelijk voor het opstellen van zorgdoelen en zorgacties in het zorgplan. Dit is je eigen klinisch beleid dat je hanteert in je werkzaamheden. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 5: Het klinisch verloop
Als het klinisch beleid met je zorgdoelen en zorgacties is vastgesteld, kun je overgaan op de uitvoering hiervan. 
Tijdens de uitvoering houd je goed in de gaten hoe de gezondheidssituatie van de zorgvrager zich ontwikkelt.

Je weet welke risico’s er zijn bij de ziektebeelden of behandelingen. 
Welke preventieve maatregelen neem je?
Je observaties rapporteren in het zorgdossier

 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 6: Evaluatie
Het evalueren van het proces beslaat minimaal de volgende gebieden:
  1. veiligheid zorgvrager;
  2. kwaliteit van zorg;
  3. zelfreflectie;
  4. intervisiebijeenkomsten.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de doelen behaald?
Doel van de les:
- na de les :
Weet de student wat klinisch rederneren is,
Weet de student wanneer ze deze kan toepassen in de praktijk.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
Geen vragen?

Dank voor de aandacht!!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

It's Quiztime
Klinisch redeneren

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de stappen van klinisch redeneren in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Verzorgend beleid vaststellen
Reflectie
Oriënteren op de situatie
Het verloop monitoren
Mogelijke problemen in kaart brengen
Aanvullende observaties en onderzoek

Slide 30 - Sleepvraag

1c, 2e,3f, 4a, 5d, 6b
De eerste stap van klinisch redeneren is
A
klinisch beleid.
B
oriënteren op de situatie.
C
aanvullend onderzoek.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase pas je het redeneerhulp middel 'SOAP' toe?
A
Fase 1 : oriëntatie situatie
B
Fase 3: aanvullende observaties/onderzoek
C
Fase 4: verpleegkundig beleid vaststellen
D
Fase 5: verloop monitoren

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren komt alleen in ziekenhuizen voor
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet een verzorgende bij stap 3 van klinisch redeneren?
A
Gaat in gesprek met de zorgvrager en bespreekt de situatie.
B
Overlegt met de arts en draagt over met de SBAR
C
Bepaald welke aanvullend onderzoek nodig is.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om klinisch te kunnen redeneren moet je kennis hebben van de ziektebeelden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Client Slikke:

- Pols van 120
- Tensie 170/50
- Temp 38,2
- Ademhaling 15
- Suf, wel aanspreekbaar

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de EWS van dhr Slikke?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SBAR: 
Als je de arts of een collega besluit te bellen, is de SBAR een goed hulpmiddel om informatie helder en geordend over te brengen. De afkorting SBAR staat voor:
  • Situatie – Wie ben jij, over welke zorgvrager gaat het en wat is het probleem?
  • Behandeling – Wat zijn de voorgeschiedenis en achtergrond tot nu toe?
  • Analyse – Wat is jouw beoordeling van actuele en mogelijke problemen in de situatie?
  • Respons – Wat wil je dat er gebeurt

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies