Personal Pronouns

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Personal Pronouns

               onderwerpsvorm
Let op: I is ltijd met een hoofdletter.

Slide 8 - Tekstslide

voorwerpsvorm

Slide 9 - Tekstslide

Personal pronouns 

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn personal pronouns?
A
Voornaamwoorden
B
Bezittelijk voornaamwoorden
C
Lidwoorden
D
Voorzetsels

Slide 11 - Quizvraag

Maak deze zin af:
Personal pronouns...
A
vertellen iets over de uitspraak van woorden
B
verwijzen naar mensen dieren of dingen
C
verwijzen nooit naar dieren of dingen
D
gebruik je om bezit aan te geven

Slide 12 - Quizvraag

Personal Pronouns
timer
1:00
I
You
She
We
You
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij/ze
Ik
Jullie
Hij
Zij
Het

Slide 13 - Sleepvraag

Which of these words is a personal pronoun?
A
Orange
B
you
C
car
D
blue

Slide 14 - Quizvraag

Personal Pronouns
voorwerpsvorm
timer
1:00
I
You
She
We
They
He
It
us
them
Me
you
Him
her
it

Slide 15 - Sleepvraag

Pick a personal pronoun:
... is cold outside.
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 16 - Quizvraag

Personal pronouns

This is for ... (hen).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het woord tussen haakjes:
(Lisa and Susan) are very good friends.
A
He
B
They
C
You
D
We

Slide 18 - Quizvraag

Vervang het gedeelte tussen haakjes:
Is (a hamburger) healthy?
A
she
B
they
C
he
D
it

Slide 19 - Quizvraag

Vervang het woord tussen haakjes:

(Grandma) is sitting in the garden
A
She
B
Him
C
Her
D
They

Slide 20 - Quizvraag

Personal pronouns

This is for ... (mij).
A
I
B
him
C
me
D
my

Slide 21 - Quizvraag

Choose the correct personal pronoun:

I have a cat. ........ is really cute.
A
She
B
It
C
He
D
They

Slide 22 - Quizvraag

Personal pronoun

Can you call ... (hem)?

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 23 - Quizvraag

Vervang het gedeelte tussen haakjes:
(Carol and I) are sisters.
A
She
B
They
C
I
D
We

Slide 24 - Quizvraag

Personal pronoun

... (zij) is sitting in the garden.
A
Her
B
Him
C
They
D
She

Slide 25 - Quizvraag

Vervang het woord tussen haakjes door personal pronoun

You can find (John) in the garden
A
She
B
Him
C
He
D
They

Slide 26 - Quizvraag

Personal pronoun

... is cold outside.
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 27 - Quizvraag

Vervang het woord tussen haakjes voor een personal pronoun
This present is for (the boys),
A
he
B
they
C
them
D
him

Slide 28 - Quizvraag

Personal pronouns

You can watch TV with ... .
A
we
B
they
C
I
D
them

Slide 29 - Quizvraag

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 30 - Quizvraag

Personal pronouns

There is Luke. This book is for...
A
his
B
he
C
her
D
him

Slide 31 - Quizvraag

Personal pronouns

Why don't you talk to .... ?
A
she
B
her
C
they
D
we

Slide 32 - Quizvraag

A personal pronoun:
My brother is nice. ..... is 26 years old.
A
you
B
she
C
he
D
him

Slide 33 - Quizvraag

Welke Personal Pronoun kan je als vervanging gebruiken?
They
She
He
It
We
Sister
Boy
School
Dad
Cars
Emily & Jack
Bike
Sophia and I
Parents
Teacher

Slide 34 - Sleepvraag

She-He-It
They
We
You
You and Tom
You and me
My family
That book
My brother and I
John and Diana
His parents
You and your team
Elisabeth
My uncle

Slide 35 - Sleepvraag

Match de blauwe personal pronouns met de juiste vorm van het werkwoord to be (in het rood)
am
are
is
I
You
He/she/it
We/You/they

Slide 36 - Sleepvraag

Hoe ging het?
A
Ik heb alle vragen goed.
B
Ik heb een paar kleine foutjes gemaakt.
C
Ik vind het erg moeilijk.

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide