examentraining 6 - Ecosystemen B8, C3 en D5 - PLS1337

Overzicht
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Overzicht

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van dit domein

Begrijp je de samenhang tussen planten, organismen en hun omgeving
Begrijp je hoe organismen zich aanpassen aan hun omgeving
Heb je geleerd over koolstof en stikstofkringloop
Weet je meer over groeicurves in populaties

Slide 2 - Tekstslide

Ecosystemen
Ecosystemen

Alle biotische en abiotische factoren van een ecosysteem hangen samen
Door verschillen in deze factoren ontstaan verschillen in diversiteit tussen en binnen ecosystemen
Iedere soort heeft zijn eigen:
Habitat: leefgebied
Niche (nis): functie binnen een ecosysteem



Slide 3 - Tekstslide

Ecosystemen
Tolerantie
Abiotische en biotische factoren bepalen het functioneren van organismen
Voor elke abiotische factor een optimum-, minimum- en maximumwaarde
Tolerantiegrenzen bepalen het verspreidingsgebied van een soort



Slide 4 - Tekstslide

Ecosystemen
Relaties tussen soorten en individuen


Concurrentie
Predatie
Voortplantingsrelaties
Symbiose
Mutualisme: voordelig voor beide soorten
Commensalisme: voordeling voor één soort, voor de andere soort geen voor- of nadeel
Parasitisme: voordelig voor de ene soort, nadelig voor de andere soort



Slide 5 - Tekstslide

Schimmels groeien om plantenwortels heen. De schimmels voorzien de plant van fosforverbindingen (P), terwijl ze koolstofverbindingen (C) terugkrijgen.
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Communisme

Slide 6 - Quizvraag

Ecosystemen
Energiestromen en kringlopen

Piramide van biomassa:
Onderste niveau bevat producenten
Hogere trofische niveaus minder biomassa

Dit komt door:
Verbranding
Uitscheiding


Slide 7 - Tekstslide

Ecosystemen
Voedselweb

Meerdere voedselketens
Start altijd met een producent
Elke soort is voedselbron voor het volgende (trofische) niveau


Slide 8 - Tekstslide

Ecosystemen
Successie

Verandering van soortsamenstelling van een levensgemeenschap
Onder invloed van:
Natuurlijke selectie, emigratie en uitsterven van soorten
Klimaat en geologische processen


Slide 9 - Tekstslide

Ecosystemen
Ecologisch 

Dierlijke mest & compost 
Geen biotechnologie 
Geen monocultuur 
Natuurlijke vijanden  

Niet-ecologisch

Kunstmest
Biotechnologie
Monocultuur
Bestrijdingsmiddelen
Voedselproductie

Slide 10 - Tekstslide

Ecosystemen
Koolstofkringloop

Voorbeeld van verstoring:

Versterkt broeikaseffect
Verbranding van fossiele brandstoffen
Meer CO2 in de atmosfeer
Versterkt broeikaseffect --> zeewaterniveau stijgt

Zie Binas


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

In de koolstofkringloop wordt door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?


A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
alle organismen

Slide 13 - Quizvraag

Aan de basis van de koolstofkringloop staan
A
de reducenten
B
de producenten
C
de consumenten
D
de concurrenten

Slide 14 - Quizvraag

Ecosystemen
Stikstofkringloop (zie binas)

Eutrofiëring:
Door mens extra stikstof in het systeem (kunstmest)
Algen gaan snel groeien  maken water troebel
Niet licht genoeg voor waterplanten en wieren --> planten sterven af
Tijdelijk O2 gebrek --> dieren in water sterven
Door rotting dode dieren daalt O2 niveau verder

Zie Binas

Slide 15 - Tekstslide

de belangrijkste punten
  • planten nemen stikstof op in de vorm van nitraat of NH4+
  • De meeste stikstof bevindt zich in de lucht N2
  • Stikstoffixatie is mogelijk door anaerobe bacterien
  • knolletjesbacterien bij klaver, soja, bonen leven in symbiose
  • dit fenomeen kan gebruikt worden voor groenbemesting
  • Bemesting van het land levert uitspoeling van stikstof en algenbloei op

Slide 16 - Tekstslide

EUTROFIERING

Slide 17 - Tekstslide

gevolg --> waterbloei

Slide 18 - Tekstslide

Stikstof in de atmosfeer
  • Broeikasgassen N2O en NOx komen vrij bij verbranding fossiel brandstoffen
  • Bij reactie met water ontstaan zuren --> zure regen
  • brandnetels en bramen groeien extra goed --> ecosysteem uit evenwicht

Slide 19 - Tekstslide

Zijn knolletjesbacteriën producenten, consumenten of reducenten?(T2,2p)
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de ecologische relatie tussen vlinderbloemigen en knolletjesbacteriën?
A
Parasitisme
B
Commensalisme
C
Mutualisme
D
Predatie

Slide 21 - Quizvraag

Ecosystemen
Groei van populaties

Populatietoename wordt geremd door:
- Ziekten
- Voedselschaarste
- Ruimtegebrek
- Toenemend aantal vijanden

Afname wordt geremd door:
- Groter voedselaanbod per individu
- Meer ruimte per individu

Gevolg: populatiedichtheid vertoont in de loop van de tijd schommelingen



Slide 22 - Tekstslide

Ecosystemen
Groeicurves

Beperkte hulpbronnen remmen groei:
- S-vormige groeicurve
- Gevolgd door stabiele populatiegrootte

Onbeperkte hulpbronnen beschikbaar:
- J-vormige groeicurve
- Leidt vaak tot instorten van populatie


Slide 23 - Tekstslide

Ecosystemen
Groeicurves

Beperkte hulpbronnen remmen groei:
- S-vormige groeicurve
- Gevolgd door stabiele populatiegrootte

Onbeperkte hulpbronnen beschikbaar:
- J-vormige groeicurve
- Leidt vaak tot instorten van populatie


Slide 24 - Tekstslide

Ecosystemen
Populatiegrootte


Populatiedichtheid bepalen
1- Aantal dieren vangen, tellen en merken
2- Gemerkte dieren weer terugzetten
3- Opnieuw een aantal dieren vangen
4- Verhouding terug gevangen dieren met merk (t) en totaal aantal dieren tweede vangst (v) = verhouding van totaal aantal gemerkte dieren (m) tot de gehele populatie (p)
t : v = m : p

Populatie (p) = vangst 1 (v) x Vangst 2 (m) / gemerkt (t)

Slide 25 - Tekstslide

Ecosystemen

Slide 26 - Tekstslide

Ecosystemen
Om te onthouden


Let bij een voedselketen op de richting van de pijl: die wijst altijd in de richting van de energiestroom
Bij examenvragen over ecosystemen krijg je vaak veel informatie. Laat je daardoor niet van de wijs brengen, maar probeer de vraag stap voor stap aan te pakken.
Kijk goed wat er gegeven is en wat er wordt gevraagd: eenheid getallen, zijn deze bruto of netto en over welke tijd (dag, maand, jaar) gaan ze?
Er zijn twee soorten groeicurves: een S-curve en een J-curve




Slide 27 - Tekstslide