4. Stunde: Verben und Konjunktionen

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesen
Seite 14 und 15

Lies den Text auf Seite 15 und beantworte die Fragen auf Seite 14.
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Auf welchem Platz ist Adidas und auf welchem Platz war die Firma das Jahr davor?
A
im Vorjahr auf dem zweiten Platz
B
auf dem zweiten Platz
C
Platzierung hat sich verschlechtert
D
Platzierung hat sich verbessert

Slide 3 - Quizvraag

Worin unterscheidet sich Audi von den anderen Automobilherstellern beim diesjährigen Ranking?
A
Audi hat wie BMW an Attraktivität verloren
B
Automobilhersteller sind weniger attraktiv
C
Audi hat sich im Ranking verbessert
D
Audi ist auf dem dritten Platz.

Slide 4 - Quizvraag

Wen fragen rund drei Viertel der Schüler, wenn sie noch keine Zukunftspläne haben?
A
mit Mama und Papa
B
vier Schüler/innen
C
fünf Schüler/innen
D
mit den Eltern

Slide 5 - Quizvraag

Schreibe die Top 5 der Branche auf.

Slide 6 - Open vraag

Welche Branche würdest du auswählen und warum?

Slide 7 - Open vraag

Richtung Zukunft
Grammatik: 
Wiederholung Verben
Konjunktionen (voegwoorden)

Slide 8 - Tekstslide

Modalverben
Sehe den Film an über die Modalverben.

bis 1:47 min

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Slide 11 - Open vraag

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Zij mogen geen snoep eten."

Slide 12 - Open vraag

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 13 - Tekstslide

Lisa mag einen Apfel.

Slide 14 - Tekstslide

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 15 - Tekstslide

Möchten Sie etwas essen?

Slide 16 - Tekstslide

Paul will zu Lisa gehen.

Slide 17 - Tekstslide

Die Schüler wissen die Antwort.

Slide 18 - Tekstslide

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 19 - Tekstslide

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 20 - Tekstslide

Als het goed is, heb je 'müssen' en 'sollen' beide als 'moeten' vertaald. Maar wat is het verschil? 

Kijk nu nog eens goed naar de twee plaatjes... 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wie viele Modalverben gibt es?
A
7
B
5
C
9
D
3

Slide 23 - Quizvraag

Name 2 characteristics specific for modal verbs
A
endings have to be adjusted to person
B
change of sound
C
1st and 3rd person form are the same.
D
they are always capitalized

Slide 24 - Quizvraag

Verbinde die deutschen Modalverben mit der Übersetzung

Slide 25 - Tekstslide

dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
mogen
kunnen
aardig vinden, lekker vinden, leuk vinden
moeten (het kan niet anders)
moeten (opdracht van ander of twijfel)
willen
weten

Slide 26 - Sleepvraag

Slide 27 - Tekstslide

S. 16
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Voegwoorden en de volgorde van de werkwoorden in de bijzin

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

In short...
main clause: a sentence that can be on its own (SVO)

dependent clause:
 -cannot stand on its own, 
-clarifies the main clause, 
-is introduced by a  linking word, 
-verb stands at the end of the sentence.


Wisst ihr, ob der 1. FC Köln gewonnen hat?

Slide 31 - Tekstslide

NL
D
dat
dass
of
ob
als, indien
wenn
omdat
weil
nadat
nachdem
hoewel
obwohl
toen
als
voordat
bevor

Slide 32 - Tekstslide

S. 17

Slide 33 - Tekstslide

S. 17
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

S. 148

Slide 35 - Tekstslide

S. 149

Slide 36 - Tekstslide

S. 28

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide