drinken - beber un vaso - een glas
eten - comer un trozo - een stuk
querer - willen un cartón - een pak
gustar - leuk/lekker vinden un bote - een blik
fruta - fruit el pez - de vis (levend, zwemmend)
postre - toetje el pescado - de vis (dood, op je bord)
una botella - een fles la gallina - de kip (levend, scharrelend)
una taza - een kop el pollo - de kip (dood, op je bord)