1 Uitleg collage

Boekopdracht 
Collage maken 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Boekopdracht 
Collage maken 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
1. Wat moet er op de collage staan?
2. Samenvatting
3. Personen
4. Ruimte
5. Tijd 
6. Presentatie
7. Welk boek moet ik kiezen?


Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Boekopdracht: collage maken en presenteren
 
Je gaat op een groot stuk karton een collage maken van het boek dat je hebt gelezen. Op dit karton plak je op een nette en originele manier plaatjes en tekst die met jouw boek (verhaal) te maken hebben. Uiteraard mag je ook tekenen!

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet er op de collage staan?

  • Gegevens van het boek
    (titel, jaar van uitgave, uitgever)
  • Informatie over schrijver/schrijfster
    (naam, geboorteplaats, en -datum, opleiding, gezin, hobby's ...)
  • Korte samenvatting Let op: geen plagiaat!
    (Waar gaat het verhaal over?) 
  • Personen
    (Hoofdspersoon & Bijpersonen) 
  • Ruimte
  • Tijd

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdpersoon
= de belangrijkste persoon in het verhaal (soms zijn het meerdere personen) Wordt het meest uitgebreid beschreven, zodat je goed met ze kunt meeleven. Je komt veel te weten over hun gedachten en gevoelens.

Wie is dit in jouw boek, wat is zijn karakter, is de hoofdpersoon veranderd in het verhaal (round character) of is hij/zij aan het eind nog net als aan het begin (flat character)? Hoe ziet het gezin eruit waar hij/zij in leeft, wat zijn zijn/haar vrienden, enz.




Slide 5 - Tekstslide

Bijpersonen


worden eenvoudig beschreven. De meeste aandacht krijgt hun uiterlijk en vaak hebben ze maar één eigenschap.
Wie zijn dit in jouw boek? Vertel wat over de bijpersonen.





Slide 6 - Tekstslide

Ruimte



bijvoorbeeld de plaats, het weer en het tijdstip waar het verhaal zich afspeelt. Deze zaken bepalen de sfeer van een verhaal.
Waar speelt het verhaal zich af? Bijvoorbeeld op school, in een bos, op de sportschool. 








Slide 7 - Tekstslide

Tijd

Elk verhaal speelt in een bepaalde tijd: verleden, heden of toekomst. Het verhaal duurt natuurlijk ook een bepaalde tijd: bijvoorbeeld een dag, een week, een maand of een aantal jaren. De schrijver kan ook een bepaalde tijd overslaan. Dat noemen we een tijdsprong.
We noemen een verhaal chronologisch als het wordt verteld in de volgorde waarin het is gebeurd. Als de schrijver dat niet doet dan is het verhaal niet-chronologisch: in een flashback gaan we terug in de tijd. In een flash forward springen we vooruit in de tijd.

in welke tijd speelt jouw verhaal zich af? Hoeveel tijd wordt er in je boek beschreven? Heeft de schrijver ook tijdsprongen gemaakt?








Slide 8 - Tekstslide

Presentatie
Je gaat een presentatie houden over je collage. Dit doe je voor een groepje van 4/5 leerlingen. Je moet in je presentatie het volgende over je boek vertellen:

o De titel van het boek.
o De schrijver van het boek.
o De inhoud van het boek (waar gaat het boek over?)
o De hoofdpersoon/-personen van het boek.
o Of je je goed in kon leven in de hoofdpersoon. Leg uit waarom wel of niet.
o Wat je van het boek vond. Gebruik goede beoordelingswoorden (zie bijlage) en gebruik goede argumenten voor je beoordeling.
o Vertel iets over de plaatjes/tekeningen die er op je collage staan. Waarom passen deze bij je boek? Wat hebben ze ermee te maken?

Schrijf je voorbereiding op een blaadje, deze mag je als spiekbriefje bij je presentatie houden.


Slide 9 - Tekstslide

Beoordelingswoorden

Beschrijf wat je mening over het boek is. Vond je het boek spannend, herkenbaar, interessant, leuk? Geef hierbij ook uitleg en gebruik daarbij de volgende beoordelingspunten.

a) de moeilijkheid van het boek
was het moeilijk te lezen of niet? Stonden er veel moeilijke woorden in, snapte je het verhaal, of moest je steeds teruglezen, enz.
b) over spanning
c) over gevoelens
Welke gevoelens kwamen er in het boek aan de orde? Verdriet, angst, verliefdheid, eenzaamheid, enz. Noem er ook bij hoe je tot je keuze gekomen bent.
d) over meeleven
Kon je je goed inleven in de hoofdpersoon of het verhaal? Waardoor kwam dat (of niet)?

e) over de afloop
 Had het boek een eind dat jij ook had verwacht? Hoe had het boek ook af
 kunnen lopen?

f) over 'echtheid'
Kan het verhaal echt gebeurd zijn of juist niet? Geef argumenten (uit het boek) voor je mening.

g) over humor
  Zat er veel humor in het boek? Noem eens een voorbeeld en vertel
  waarom je dat gedeelte uit het boek juist zo grappig vond.




Slide 10 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
e) over de afloop
 Had het boek een eind dat jij ook had verwacht? Hoe had het boek ook af
 kunnen lopen?

f) over 'echtheid'
Kan het verhaal echt gebeurd zijn of juist niet? Geef argumenten (uit het boek) voor je mening.

g) over humor
  Zat er veel humor in het boek? Noem eens een voorbeeld en vertel 
  waarom je dat gedeelte uit het boek juist zo grappig vond. 

 e) over de afloop
 Had het boek een eind dat jij ook had verwacht? Hoe had het boek ook af
 kunnen lopen?

f) over 'echtheid'
Kan het verhaal echt gebeurd zijn of juist niet? Geef argumenten (uit het boek) voor je mening.

g) over humor
  Zat er veel humor in het boek? Noem eens een voorbeeld en vertel
  waarom je dat gedeelte uit het boek juist zo grappig vond.




Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welk boek?
- Het moet een Nederlandstalig boek zijn 
- Van een Nederlandstalige auteur 
- het moet bij je leesniveau passen (lezen voor de lijst) 

Slide 13 - Tekstslide

Welk boek kies ik
Werkblad
Lezen voor de lijst

Slide 14 - Tekstslide