V5 par. 20 argumentatiestructuren

Welkom v5ta!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom v5ta!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Korte terugblik naar vorige les
  2. Par. 20 argumentatiestructuren
  3. Een klassiek debat oefenen
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide






Hieronder staan drie uitspraken uit tekstfragment 4:
1. “Deze mensen zijn in de war.” (regel 1)
2. “Ze denken dat neerlandistiek een soort maatschappijleer is, of dat de neerlandistiek de maatschappijleer moet verdringen om het nut nog extra te bewijzen” (regels 1-3)
3. “Of moeten de economen ook voortaan voor hun baan vrezen?” (regels 8-9)
Een kritische lezer kan in elke uitspraak een drogreden aanwijzen. Geef voor elke uitspraak aan welke. Kies daarvoor uit onderstaande drogredenen. Een drogreden kan slechts één keer worden gebruikt. Neem de nummers van de uitspraken over en zet daarachter de letter van de juiste drogreden.
a bespelen van het publiek
b cirkelredenering
c onjuist beroep op een kenmerkschema
d ontduiken van de bewijslast
e overdrijven van een voor- of nadeel
f persoonlijke aanval
g vertekening van het standpunt
Een vraag uit het examen vwo 2024

Slide 3 - Tekstslide

Vul hier je antwoord in op de vraag van de vorige slide.

Slide 4 - Open vraag

Argumentatiestructuren
1. enkelvoudige argumentatie
2. onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
3. afhankelijke nevenschikkende argumentatie
4. onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
1. enkelvoudige argumentatie

Er is één argument.
We gaan niet naar buiten, want het regent.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
2. onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

Er zijn meer dan twee argumenten die los van elkaar staan.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
3. afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Er zijn twee of meer argumenten die met elkaar samenhangen en zo één groot argument vormen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
4. onderschikkende argumentatie

Hierbij wordt een argument door een of meer argumenten (subargumenten). Er ontstaat zo een ketenargumentatie.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Sleepvraag

Van welk soort argumentatie
is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie

Slide 15 - Quizvraag

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Een argumentatie kent twee basisstructuren:                           en                              argumentatie. 
Bij de eerste basisstructuur heb je te maken met één standpunt en één argument. De tweede basisstructuur kun je onderverdelen: in (1)                                      argumentatie (een argument wordt ondersteund door één of meerdere subargumenten) en (2)                                   argumentatie (twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt). 
Hier onderscheiden we ook nog                                        en                                               . Bij de eerste zijn alle argumenten nodig om het standpunt te ondersteunen. Bij de tweede vormt elk argument op zich een zelfstandig argument voor het standpunt.
Soms worden in een redenering niet alle argumenten letterlijk genoemd. Je hebt dan te maken met 
nevenschikkende
verzwegen argumenten
afhankelijke
meervoudige
onderschikkende
onafhankelijke
enkelvoudige

Slide 18 - Sleepvraag

Lees bron 1.
In bron 1 wordt De engelenmaker positief beoordeeld. Geef uit alinea 1 en 2 vijf argumenten voor dit oordeel.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 19 - Open vraag

Lees bron 2.
In bron 2 komen de leerlingen Jouk en Wida aan het woord over de roman. Geef het standpunt over de roman De engelenmaker en het belangrijkste argument hiervoor in de reactie van Jouk.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 20 - Open vraag

Lees bron 3.
In alinea 2 en 3 van bron 3 staan twee recensies centraal waarin negatief over De engelenmaker wordt geoordeeld. Noem drie argumenten voor dit negatieve oordeel waarin deze twee recensies overeenstemmen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 21 - Open vraag

Een klassiek debat oefenen
 De stelling: Het journaal en de krant moeten voortaan voor de helft uit leuke berichten bestaan.

Voor:  Rubin, Tycho, Ingrid, Alicia, Rick, Charley, Lianne
Tegen: Anne, Parker, Lucas, Ellen, Thijmen, Joren, Mayke












Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 29 mei
  • Huiswerk: leren par. 19, 20 en 22
  • Meenemen: LAPTOP, markeerstift en pen
  • Programma: communicatie par. 21 argumentatieschema's + 360-gradendebat oefenen

Slide 23 - Tekstslide