In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Begintaak
Bekijk de video en
beantwoord de vragen
(5 minuten)
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
01:32
Wat moet je in gedachten houden?
A
Investeerders met een stapel geld
B
De rente van 1%
C
Aanslagen van 9 september
D
De Federal Reserve
Slide 3 - Quizvraag
02:33
Wat was de tegenhanger van een rommelhypotheek
A
opgeruimde hypotheek
B
lineaire hypotheek
C
prime hypotheek
D
aflossingsvrije hypotheek
Slide 4 - Quizvraag
05:02
Wat is nu zo'n CDO
A
Een hypotheek aandeel
B
Een obligatie met hypotheken als onderpand
C
Een verzekerde lening
D
Een lening voor hypotheken
Slide 5 - Quizvraag
5.3 Hefboomeffect
Slide 6 - Tekstslide
Programma
Herhaling
Theorie Hefboom effect
Maken 5.57, 5.58, 5.59, 5.63
Slide 7 - Tekstslide
Herhaling
Slide 8 - Tekstslide
Dit geeft aan in hoeverre de onderneming in staat is om haar kortlopende schulden te betalen.
A
liquiditeit
B
solvabiliteit
C
faillissement
D
winstgevendheid
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de solvabiliteit van dit bedrijf? EV/VV
A
60%
B
37,5%
C
62,5%
D
50%
Slide 10 - Quizvraag
Immateriele vaste activa
Materiële vaste activa
Financiële vaste activa
Vlottende activa
Eigen Vermogen
Lang vreemd vermogen
Voorzieningen
Kort vreemd vermogen
Goodwill
Vergunningen
Bedrijfsauto
Machines
Gebouw
Debiteuren
Voorraden
Effecten
Rekening courant krediet
Nettowinst
Slide 11 - Sleepvraag
De Current Ratio van een onderneming is 3,2. Op dat moment betaalt de onderneming enkele crediteuren per kas. De Current Ratio zal ...
A
dalen
B
gelijkblijven
C
stijgen
Slide 12 - Quizvraag
De Current Ratio van een onderneming is 3,2. Op dat moment doet de onderneming een aandelenemissie. De aandeelhouders betalen per bank. De Current Ratio zal ...
A
dalen
B
gelijkblijven
C
stijgen
Slide 13 - Quizvraag
Liquiditeit
solvabiliteit
rentabiliteit
Current ratio
Quick Ratio
EV/VV
VV/TV x 100%
REV = winst/gem. EV x 100%
RTV = (winst + interest)/gem. TV x100%
Debt ratio
Slide 14 - Sleepvraag
Wat is GEEN hefboom?
A
Schaar
B
Hamer
C
Tuinslang
D
Breekijzer
Slide 15 - Quizvraag
5.3 Hefboomeffect
Slide 16 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt uitleggen wanneer er sprake is van een positief of negatief hefboomeffect.
Je kunt, met behulp van de hefboomformule, de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) berekenen.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Video
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Rentabiliteit
RTV
REV
IVV
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Bereken REV (X%)
Slide 42 - Open vraag
RTV = REVvb + IVV
12% x € 10.000.000 = (X% x € 5.000.000) + (8% x € 5.000.000)
€ 1.200.000 = (X% x € 5.000.000) + € 400.000
X% x € 5.000.000 = € 800.000
€ 800.000/€ 5.000.000 x 100% = 16%
Slide 43 - Tekstslide
Interestmarge = RTV - IVV
RTV > IVV: positief hefboomeffect
RTV < IVV: negatief hefboomeffect
Slide 44 - Tekstslide
Positief of negatief hefboomeffect?
A
Negatief
B
Positief
Slide 45 - Quizvraag
Grafische weergave
Stel dat het VV € 10 milj.
bedraagt tegen IVV 8% en EV € 5,0 miljoen en RTV nog steeds 12% is.
Is REVvb dan hoger of lager dan 16%?
Slide 46 - Tekstslide
Stel dat het VV € 10 miljoen bedraagt tegen IVV 8% EV € 5 miljoen en RTV nog steeds 12% is.
Is REVvb dan hoger of lager dan 16%?
A
hoger
B
lager
Slide 47 - Quizvraag
Slide 48 - Tekstslide
Hefboomfactor
Als het VV twee keer zo groot is als EV is een voor- of nadeel ook twee keer zo groot. Verhouding VV/EV noemen we hefboomfactor. Het bedrag wat de onderneming op VV verdient of verliest noemen we het hefboomeffect.