Het leven in de vroege Middeleeuwen (500-1000)

Het leven in de vroege Middeleeuwen (500-1000)

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je de kenmerken omschrijven van een agrarische samenleving in de vroege Middeleeuwen.
Aan het einde van de les kun je de functie en het belang van een domein in de vroege Middeleeuwen toelichten.
Aan het einde van de les kun je de verschillende onderdelen van een typisch domein uit de vroege Middeleeuwen benoemen en beschrijven.

Wat weet je al over het leven in de vroege Middeleeuwen?

Agrarische samenleving in de vroege Middeleeuwen

Samenleving voornamelijk agrarisch
Zelfvoorziening en sociale structuur

De structuur en samenstelling van een domein

Huis van de heer
Voorzieningen zoals brouwerij en smidse
Kerk
Land van de heer
Watermolen
Huizen van horige boeren

Wat was de functie van de watermolen?

1. Pompen van water
2. Produceren van elektriciteit
3. Malen van graan
4. Zagen van hout

Wat voor voorzieningen waren aanwezig in het domein?

1. Supermarkt
2. Ziekenhuis
3. Brouwerij en smidse
4. Bioscoop

De rol van de heer, de kerk, en de horige boeren

Heer als eigenaar van het domein
Kerk als centrum van geloof en gemeenschap
Horige boeren gebonden aan het land van de heer

Definitielijst

Domein: Een uitgestrekt stuk land in bezit van een heer, met daarop alle voor de landbouw en levensonderhoud benodigde gebouwen en voorzieningen.
Horige boeren: Boeren die gebonden waren aan het land van een heer en daarop werkten in ruil voor bescherming en het recht om zelf de grond te bewerken.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.