6.5 en 6.6: Aanpassing dieren en bij planten

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Glucose
Koolstofdioxide
Water
Zuurstof
Energie uit licht

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is een populatie?
A
Een groep individuen van verschillende families
B
Een groep individuen van dezelfde familie
C
Een groep individuen van dezelfde soort
D
Een groep individuen van verschillende soorten

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de volgende is een voorbeeld van een abiotische factor?
A
Schimmels
B
Planten
C
Dieren
D
Luchtvochtigheid

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn biotische factoren in een ecosysteem?
A
Dode organismen in een ecosysteem
B
Levende organismen in een ecosysteem
C
Geologische factoren in een ecosysteem
D
Klimaat in een ecosysteem

Slide 6 - Quizvraag

Aanpassingen
Alle organismen hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en hun leefwijze.

Zoals ademhaling, beweging, voeding, verdediging en voortplanting.


Vissen aangepast voor water (kieuwen)
Vogel voor vliegen (vleugels)

Slide 7 - Tekstslide

Aanpassingen bij waterdieren
Gestroomlijnd
Schutkleur
Huid

Slide 8 - Tekstslide

gestroomlijnd

Slide 9 - Tekstslide

Zoolgangers, teengangers en topgangers

Slide 10 - Tekstslide

Zoolganger            Teenganger           Topganger

Slide 11 - Tekstslide

Zoolganger
Beer

Slide 12 - Tekstslide

Kat
teenganger

Slide 13 - Tekstslide

Zebra
Topganger

Slide 14 - Tekstslide

zoolganger - teenganger - topganger

Slide 15 - Tekstslide

Aanpassingen aan temperatuur:
- Kou: isolatie, dikke vetlaag, veren, dikke vacht kleinere oren en poten
- Warmte: dunne vacht, grotere oren en poten


Slide 16 - Tekstslide

Vogels
De poten en snavels van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze en voedsel

Slide 17 - Tekstslide

Aanpassingen poten van vogels
  • Zangvogels, 3 tenen naar voren, 1 naar achter.
  • Roofvogels, scherpe klauwen
  • Loopvogels, geen teen naar achter
  • Watervogels, zwemvliezen
  • Steltlopers, lange poten

Slide 18 - Tekstslide

Snavels




  • kegelsnavel → zaden
  • pincetsnavel → insecten
  • haaksnavel → vlees
  • priemsnavel → bodemdiertjes
  • zeefsnavel → zeven uit water

Slide 19 - Tekstslide

En nu...
Werken aan paragraaf 6.5 
opdracht 1 t/m 7
Opgave 4 hoeft niet





Slide 20 - Tekstslide

Een beer is een.........
A
Topganger/hoefganger
B
Zoolganger
C
Teenganger

Slide 21 - Quizvraag



Hiernaast zie je een poolvos.
Wat is GEEN aanpassing aan de omgeving van de poolvos?
Bio leerdoel 42
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte

Slide 22 - Quizvraag

Camouflage van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Welke aanpassing hoort niet bij die dolfijnen?
A
Kieuwen
B
Sterke staartvin
C
Sterke botten
D
Gestroomlijnd

Slide 24 - Quizvraag

3. Welke aanpassingen heeft een vis om in het water te leven?
A
Het lichaam is klein
B
De vis heeft longen
C
Het lichaam is gestroomlijnd

Slide 25 - Quizvraag

Dit is een
A
Teenganger
B
topganger
C
zoolganger

Slide 26 - Quizvraag

Planten zijn aangepast aan:
• temperatuur van de omgeving (abiotisch)
• hoeveelheid licht (abiotisch)
• bodemgesteldheid (abiotisch)
• diervraat (biotisch)
• manier van bestuiving (abiotisch / biotisch)
• manier van zaadverspreiding (abiotisch / biotisch)
• hoeveelheid wind (abiotisch)

Slide 27 - Tekstslide

Droge omgeving
  • Weinig huidmondjes
  • Huidmondjes aan de onderkant van het blad
  • Dikke waslaag op bladeren
  • Behaarde bladeren
  • Kleine dikke bladeren
  • Opslag in stengel
  • Sterk ontwikkeld wortelstelsel

Slide 28 - Tekstslide

Vochtig milieu
  • Veel huidmondjes
  • Oppervlakkig gelegen huidmondjes
  • Grote dunne bladeren
  • Dunne waslaag
  • Geen beharing
  • Zwakker ontwikkeld wortelstelsel

Slide 29 - Tekstslide

Water en oeverplanten
  • Drijvende bladeren --> huidmondjes aan de bovenkant
  • Wortelstelsel is zwak ontwikkeld
  • Luchtkanalen in de stengel

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveelheid licht
Zonplanten:
  • Groeien best bij veel licht
Schaduwplanten:
  • Groeien best bij weinig licht
Voorjaarsbloeiers:
  • Schaduwplanten die vroeg in het voorjaar bloeien

Slide 31 - Tekstslide

Klimplanten
  • Hechtwortels
  • Ranken
  • Nemen soms stoffen op uit hun gastheer

Slide 32 - Tekstslide

Cactus
stekels in plaats van bladeren om zichzelf te beschermen tegen dieren die water willen stelen. 

Deze stekels verminderen ook de verdamping en blokkeren de wind om waterverlies te minimaliseren.

Slide 33 - Tekstslide

Waterlelies
Waterlelies hebben drijvende bladeren om zoveel mogelijk zonlicht op te vangen voor fotosynthese.

Huidmondjes aan de bovenkant.

Slide 34 - Tekstslide

Orchidee
vaak complexe bloemstructuren en felle kleuren om insecten aan te trekken voor bestuiving.

Slide 35 - Tekstslide

Vleesetende planten


Vleesetende planten, zoals de Venusvliegenval, hebben vangbladeren met kleverige haren of klemmen om insecten te vangen en te verteren.

Slide 36 - Tekstslide

Acacia
De acaciaboom en andere planten hebben doornen op hun stammen en takken als bescherming tegen grazende dieren.

Slide 37 - Tekstslide

Dennenbomen 
Naaldvormig blad: Dennenbomen hebben naaldvormige bladeren die een dikke waslaag hebben. 

Deze aanpassing helpt waterverlies te voorkomen en beschermt de bladeren tegen extreme temperaturen.

Slide 38 - Tekstslide

Mangrovebomen 
Zoutafgifte: Mangrovebomen hebben speciale klieren aan de onderkant van hun bladeren die zout kunnen afscheiden. Dit stelt de planten in staat om te overleven in zout water, waar andere planten niet kunnen gedijen.

Slide 39 - Tekstslide