In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Een tijdje kracht zetten
Om je snelheid te vergroten kun je:
Een grotere kracht uitoefenen.
De kracht gedurende een langere tijd uitoefenen.
Slide 1 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Stoot
De combinatie van de kracht en de tijd waarin je de kracht uitoefent heet stoot.
Slide 2 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
formule
Stoot = F. ∆t
Stoot is de stoot in newtonseconde (Ns)
F is de kracht in Newton (N)
∆t is de tijd dat de kracht werkt in seconde (s)
∆t = delta t = eindtijd - begintijd
Slide 3 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Massa en stoot
Bij een gelijke stoot krijgen zware voorwerpen een kleinere snelheidsverandering dan lichte voorwerpen.
Slide 4 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Frits slaat met een gemidelde kracht van 2000N tegen een boksbal. Met een videoopname zie je dat hij de bal slechts 0,050 S raakt.
a. Bereken de stoot die Frits uitoefent.
fo
Stoot = F. ∆t
F = 2000N??
∆t = 0,050 s
Stoot = 2000 x 0,050 = 100 Ns
Slide 5 - Tekstslide
Juist of onjuist. Hoe hoger de stoot hoe hoger de snelheid van een object kan worden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Gordon heeft een massa van 80 kg en Giada 60 kg. Ze duwen elkaar met gelijke kracht weg. Wat kan je zeggen over de snelheid na de stoot?
A
Gordon heeft een grotere snelheid.
B
Giada heeft een grotere snelheid.
C
ze hebben allebei dezelfde snelheid
Slide 7 - Quizvraag
Een voorwerp met een grotere massa veroorzaakt ook een grotere stoot.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
De formule van stoot is
A
= m*a
B
= F*t
C
= m*g
D
= F*s
Slide 9 - Quizvraag
F = 15 N t = 3 minuten Bereken de stoot
A
45 Ns
B
0.083Ns
C
2700 Ns
D
12 Ns
Slide 10 - Quizvraag
De trein wordt geremd met een kracht van 40 kN. Bereken de stoot.
De trein wordt geremd met een kracht van 40kN Bereken de stoot.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Open vraag
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Snelheidsverandering vanuit stilstand
formule
F. ∆t = m . ∆v
F is de kracht in Newton (N)
∆t is de tijd dat de kracht werkt in seconde (s)
M is de massa van het voorwerp in kilogram (kg)
∆v is de snelheidsverandering die het voorwerp ondergaat. (eindsnelheid – beginsnelheid) in meter per seconde (m/s)
Slide 13 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Wegrijdende trein
Een trein met een massa van 50.000 kg heeft een motor die een kracht kan uitoefenen van 40 kN.
Bereken hoelang het duurt voor de trein vanuit stilstand een snelheid bereikt van 100 km/h.
fo
Slide 14 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Wegrijdende trein
Een trein met een massa van 50.000 kg heeft een motor die een kracht kan uitoefenen van 40 kN. Bereken hoelang het duurt voor de trein vanuit stilstand een snelheid bereikt van 100 km/h.
fo
F. ∆t = m . ∆v
Fmotor = 40.000 N
∆t = ??
m = 50.000 kg
∆v = 100 km/h / 3,6 = 27,8 m/s
40.000 x ∆t = 50.000 x 27,8
∆t = 50.000x 27,8 / 40.000 = 35 s
Antwoord de trein doet er 35 seconde over.
Slide 15 - Tekstslide
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Frits slaat met een gemidelde kracht van 2000N tegen een boksbal. Met een videoopname zie je dat hij de bal slechts 0,050 S raakt.
De massa van de boksbal is 80kg.
b. Bereken de snelheid die de boksbal krijgt na de klap.
fo
F. ∆t = stoot = m.v
Stoot = 100Ns
m= 80kg
v = stoot/m
v= 100/80 = 1,25 m/s
Slide 16 - Tekstslide
Stoot is hetzelfde als bewegingsenergie.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
43: Geef de formule verandering van snelheid beweging.
Slide 18 - Open vraag
Bij een botsing rijdt een auto met 50 km/h tegen een boom. De massa van de auto is 1200 kg. De kreukelzone van de auto is 1,2 m. Hoe groot is de stoot? Geef een berekening en vermeld het juiste antwoord( 1 decimaal) + eenheid.
Slide 19 - Open vraag
Kracht en snelheidsverandering 4.4
Het stoppen van een voorwerp
Als je een bal stopt zal de eindsnelheid kleiner zijn dan de beginsnelheid.
Voor de snelheidsverandering geef je dan de beginsnelheid op.