Spelling, blok 1

Spelling, blok 1 (klas 1)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Spelling, blok 1 (klas 1)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen? 
  • Jullie krijgen uitleg. 
  • Jullie gaan een samenwerkingsopdracht maken. 
  • Jullie gaan zelfstandig werken aan het huiswerk. 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
Na deze les: 
  • kun je het verschil uitleggen tussen de ik-vorm en de stam van een werkwoord;
  • weet je hoe je woorden met een au of ou moet schrijven;
  • weet je hoe je woorden met een ij of ei moet schrijven; 







Slide 3 - Tekstslide

Stam en ik-vorm 
Als je het werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en. Bijvoorbeeld: 
fietsen --> -en --> fiets
Let op: vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk.
Bijvoorbeeld: schrijven --> - en --> schrijv

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de stam van beloven?
A
beloof
B
belof
C
belov
D
belofen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van roeien?
A
ik roei
B
ik roeien

Slide 6 - Quizvraag

Stam en ik-vorm (2)
Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen. Je moet dan bijvoorbeeld:

  • een klinker toevoegen (a, e, i, o en u) ;
  • een medeklinker weglaten;
  • een letter veranderen: van een z in een s of van een v in een f.


Slide 7 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van schrijven?
A
ik schrijv
B
ik schrijf
C
ik schrjiven
D
ik schrijfen

Slide 8 - Quizvraag

Au en ou 
Bij de letters au en ou hoor je dezelfde klank, hoewel je de klank niet hetzelfde schrijft.
Bijvoorbeeld: 
gauw, auto
kou, stout
Er is geen regel die je vertelt wanneer je au of ou schrijft. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.


Slide 9 - Tekstslide

Vul in au of ou.
De kab...ter paste makkelijk in mijn m...w
A
kabouter-mouw
B
kabauter-mauw
C
kabouter-mauw
D
kabauter-mouw

Slide 10 - Quizvraag

Vul in au of ou.
In .....gustus tr....wt mijn zus.
A
ougustus-trauwt
B
augustus- trouwt

Slide 11 - Quizvraag

IJ of ei
Bij de letters ij en ei hoor je dezelfde klank, hoewel je de klank niet steeds hetzelfde schrijft.
Bijvoorbeeld: prei en rijk. 
Er is geen regel wanneer je ij of ei schrijft. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.

Slide 12 - Tekstslide

Vul in ij of ei.
De g....t werd door ouderdom steeds gr...zer
A
geit-greizer
B
gijt-grijzer
C
geit-grijzer

Slide 13 - Quizvraag

Vul in ij of ei.
Voor zo'n kl....n pr....sje wil z.... het wel verkopen.
A
klein-prijsje-zei
B
klijn- preisje-zij
C
klein- prijsje-zij

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Jullie krijgen een blaadje van de docent en dan gaan jullie samen opdracht 29.1-5 maken. 
  • Je gaat zelfstandig de opdrachten uit het boek maken. Dit is huiswerk voor donderdag 29 augustus. 

Slide 15 - Tekstslide