Unité 4: start + futur

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Zinnen maken + interview vragen

                    Bonjour!

   Aujourdhui c'est 10 avril

Prenez vos livres B !

Zinnen maken + interview vragen

                    

Programme d' aujourdhui:

1.  Nos attentes....                                                        5 min       

2. Start unité 4                                                           10 min 

3. Uitleg futur                                                             15 min

4. Au travail                                                                 20 min

 

Zinnen maken + interview vragen

                    

Nos attentes

* wat verwachten we nog van elkaar de laatste periode?

* wat spreken we met elkaar af?

* wie hebben er Frans gekozen?

 

Zinnen maken + interview vragen

Qu'est-ce que on va faire?

* Unité 4

* nieuwe grammatica: futur 

* herhaling grammatica: bijvoeglijk naamwoord

* Nous allons lire un livre

Toetsen:

* SO Unité 4 incl. grammatica

* PO over Unité 4

 

Unité 4

Zinnen maken + interview vragen

Lisez le texte page 8/9

Prêt?

Répondez aux questions 1 + 2

 

 

Zinnen maken + interview vragen

Demain, je partirai en week-end en France. 

Je rendrai visite à ma famille là-bas. 

Par conséquent, les tests ne seront pas corrigés lundi. 

 

 

In welke tijd staat dit tekstje geschreven ?

Le futur simple

Lesdoel

Aan het eind van deze les kun je de futur simple toepassen 

Futur simple

De futur simple is de toekomende tijd.

Je gebruikt de futur simple om uit te drukken dat dingen zullen gebeuren.

In het Nederlands vertaal je de futur simple met een vorm van het hulpww 'zullen'+ infinitief

Futur proche

Wat is de futur proche? 

Een tijd waarmee je aangeeft dat er iets binnenkort gaat gebeuren.

Voor het maken van de futur proche heb je het werkwoord 'aller' = gaan nodig. 

Le futur proche

futur proche

De futur proche betekent de nabije toekomst in het Nederlands.
Hoe vorm je de 'futur proche'?

1. een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
2. Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)

De futur proche is de..

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. nabije toekomende tijd
4. voltooid tegenwoordige tijd

Wat is een futur proche?

1. Je donnerai
2. Je donnerais
3. Je vais donner
4. J’ai donné

Wat is een futur proche?

1. Nous chantons
2. Nous chanterions
3. Nous avons chanter
4. Nous allons chanter

Le futur simple

J'utiliserai le futur simple!

Le futur simple

Futur simple - tokomende tijd

- beschrijft de gebeurtenis in de toekomst

- in NL gebruik je hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in frans

- in frans is andere uitgang achter het woord wordt geplaatst

- voor regelmatige vorm is: HELE WERKWOORD + UITGANG

Futur simple

	Hele ww	Uitgang	Futur simple
Je	manger	-ai	Je manger ai
Tu	manger	-as	Tu manger as
Il / Elle / On	manger	-a	Il manger a
Nous	manger	-ons	Nous manger ons
Vous	manger	-ez	Vous manger ez
Ils / Elles	manger	-ont	Ils manger ont

hoe maak je de futur simple?

1. stam + uitgangen -ais - ais etc.
2. infinitif + uitgangen -ais -ais etc
3. stam + uitgangen -ai -as etc.
4. infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?

1. ais/ais/ait/ions/iez/ aient
2. ai/as/a/ons/ez/ont
3. ai/as/a/ions/iez/aient
4. ais/ais/ait/ons/ez/ont

Le futur simple

Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. De stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Onregelmatige ww.

être	je ser ai, tu ser as ....
avoir	j' aur ai, tu aur as ...., ils aur ont, ...
faire	je fer ai, tu fer as, ..., nous fer ons, .....
aller	j' ir ai, tu ir as, Il ir a, .... vous ir ez, .....
pouvoir	je pourr ai, ...
vouloir	je voudr ai, tu voudr as, ....
venir	je viendr ai, tu viendr as, ....
devoir	je devr ai, .... nous devr ons, vous devr ez, .... ils devr ont, ....

Zinnen maken + interview vragen

Faire: exercice 16 A tm D 

= online Unité 2 / Grammaire II

Dit is ook meteen het huiswerk

+ Apprendre 1 +2  Unité 4

 

 

Futur simple

1. Tu seras à la maison
2. Tu serais à la maison
3. Tu es à la maison
4. Tu a été à la maison

futur simple:
hij zal zijn

1. il sera
2. il aura
3. il ira
4. il voudra

Futur simple:
ik zal kunnen

1. Je voudrai
2. j'irai
3. je pourrai
4. je ferai

Futur simple = toekomende tijd

ik zal werken

jij zal fietsen

hij zal lopen

wij zullen eten

zij zullen kopen

De futur simple maak je door de uitgangen van avoir achter het hele werkwoord te plaatsen.

je partirai

tu partiras

il partira

nous partirons

vous partirez

ils partiront

Ik zal spreken

Hij zal eten

On partira

Jullie zullen uitgaan

Zij zullen vinden

Je parlerai

Il mangera

Wij zullen vertrekken

Vous sortirez

Ils trouveront

Futur simple
Choisir: vous

futur simple
perdre: tu

on (dormir - futur simple)

Gebruik de futur simple
elle [hésiter]

Gebruik de futur simple
nous [marcher]