Unité 4: start (civilisation + futur, 15 avril)

Zinnen maken + interview vragen
                    Bonjour!

   Aujourdhui c'est 15 avril


Prenez vos livres B !


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zinnen maken + interview vragen
                    Bonjour!

   Aujourdhui c'est 15 avril


Prenez vos livres B !


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Zinnen maken + interview vragen
                    
Programme d' aujourdhui:

1.  Nos attentes....                                                          
2. Start unité 4  : civilisation, regarder, apprendre 1                                                  
 

Slide 3 - Tekstslide

Zinnen maken + interview vragen
                    
Nos attentes

* wat verwachten we nog van elkaar de laatste periode?
* wat spreken we met elkaar af?
* wie hebben er Frans gekozen?
 

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen maken + interview vragen
Demain, je vais partir en France pour le weekend.
Je rendrai visite à ma famille là-bas. 
Par conséquent, les tests ne seront pas corrigés lundi. 






 


 
In welke tijd staat dit tekstje geschreven ?

Slide 5 - Tekstslide

Zinnen maken + interview vragen
Qu'est-ce que on va faire?

* Unité 4
* nieuwe grammatica: futur 
* herhaling grammatica: bijvoeglijk naamwoord
* Nous allons lire un livre

Toetsen:

* SO Unité 4 incl. grammatica
* PO over Unité 4

 

Slide 6 - Tekstslide

Unité 4 les 1 
Objectif: 
Unité 4 : adrénaline 

Wat denk je dat U4 over gaat?

Slide 7 - Tekstslide

Lis les textes p. 8 et 9.
Réponds aux questions.  

Slide 8 - Tekstslide

Aan de oostkant (à l'est)
grenst Frankrijk aan vijf landen:
le Luxembourg, l'Allemagne, la Suisse, Monaco en
A
Liechtenstein
B
l'Autriche
C
l'Italie

Slide 9 - Quizvraag

L'Allemagne is
A
Engeland
B
Oostenrijk
C
Duitsland

Slide 10 - Quizvraag

'Une frontière naturelle' is
A
een natuurlijke grens, bijvoorbeeld een rivier of gebergte
B
een natuurlijke schoonheid
C
een natuurlijke bron, bijvoorbeeld mineraalwater

Slide 11 - Quizvraag

Een 'saisonnier' is
A
een soort appel
B
een seizoensarbeider
C
een skischool

Slide 12 - Quizvraag

Noem drie Franse gebergtes

Slide 13 - Open vraag

'Les incontourables' betekent
A
De dingen waar je niet omheen kunt, dus de beroemdste dingen
B
De dingen waar je niet omheen kunt, dus de hoogste bergen
C
De dingen waar je niet omheen kunt, dus de grootste problemen

Slide 14 - Quizvraag

Welke wilde dieren leven tegenwoordig niet meer in de Alpen, maar nog wel in de Pyreneeën?
A
adelaars
B
beren
C
wolven

Slide 15 - Quizvraag

Online methode
Unité 4 > 4.1 regarder > maak de 3 onderdelen 

Gebruik oortjes 

Klaar = huiswerk (apprendre 1 p. 36 ; Studygo)

Slide 16 - Tekstslide

Doelen gehaald?

  • Ik weet waar het hoofdstuk over gaat
  • Ik kan een vlog over extreme sporten begrijpen
  • Ik kan iets vertellen over het oosten van Frankrijk
Devoirs (huiswerk) pour lundi:
  • apprendre 1 p. 36
  • Boek B en opgeladen laptop mee






Slide 17 - Tekstslide

Le futur simple

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je de futur simple toepassen 

Slide 19 - Tekstslide

Futur simple

De futur simple is de toekomende tijd.


Je gebruikt de futur simple om uit te drukken dat dingen zullen gebeuren.

In het Nederlands vertaal je de futur simple met een vorm van het hulpww 'zullen'+ infinitief

Slide 20 - Tekstslide

Futur proche
Wat is de futur proche? 
Een tijd waarmee je aangeeft dat er iets binnenkort gaat gebeuren.
Voor het maken van de futur proche heb je het werkwoord 'aller' = gaan nodig. 



Slide 21 - Tekstslide

Le futur proche

Slide 22 - Tekstslide

futur proche

Slide 23 - Tekstslide

De futur proche betekent de nabije toekomst in het Nederlands.
Hoe vorm je de 'futur proche'?
A
een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
B
Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)

Slide 24 - Quizvraag

De futur proche is de..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nabije toekomende tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous avons chanter
D
Nous allons chanter

Slide 27 - Quizvraag

Le futur simple
J'utiliserai le futur simple!

Slide 28 - Tekstslide

Le futur simple

Slide 29 - Tekstslide

Futur simple - tokomende tijd
- beschrijft de gebeurtenis in de toekomst
- in NL gebruik je hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in frans
- in frans is andere uitgang achter het woord wordt geplaatst
- voor regelmatige vorm is: HELE WERKWOORD + UITGANG

Slide 30 - Tekstslide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 31 - Tekstslide

hoe maak je de futur simple?
A
stam + uitgangen -ais - ais etc.
B
infinitif + uitgangen -ais -ais etc
C
stam + uitgangen -ai -as etc.
D
infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Slide 32 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 33 - Quizvraag

Le futur simple
Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. De stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 34 - Tekstslide

Onregelmatige ww.
être
je serai, tu seras .... 
avoir
j'aurai, tu auras ...., ils auront, ...
faire
je ferai, tu feras, ..., nous ferons, ..... 
aller
j'irai, tu iras, Il ira, .... vous irez, ..... 
pouvoir
je pourrai, ...
vouloir
je voudrai, tu voudras, .... 
venir
je viendrai, tu viendras, ....
devoir
je devrai, .... nous devrons, vous devrez, .... ils devront, .... 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Zinnen maken + interview vragen


Faire: exercice 16 A tm D 

= online Unité 2 / Grammaire II

Dit is ook meteen het huiswerk

+ Apprendre 1 +2  Unité 4







 


 
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Futur simple
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu a été à la maison

Slide 38 - Quizvraag

futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 39 - Quizvraag

Futur simple:
ik zal kunnen
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 40 - Quizvraag

Futur simple = toekomende tijd

ik zal werken
jij zal fietsen
hij zal lopen
wij zullen eten
zij zullen kopen

Slide 41 - Tekstslide

De futur simple maak je door de uitgangen van avoir achter het hele werkwoord te plaatsen.


je partirai

tu partiras

il partira

nous partirons

vous partirez

ils partiront

Slide 42 - Tekstslide

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 43 - Sleepvraag

Futur simple
Choisir: vous

Slide 44 - Open vraag

futur simple
perdre: tu

Slide 45 - Open vraag

on (dormir - futur simple)

Slide 46 - Open vraag

Gebruik de futur simple
elle [hésiter]

Slide 47 - Open vraag

Gebruik de futur simple
nous [marcher]

Slide 48 - Open vraag