Pluriforme samenleving: dilemma van eenheid en verscheidenheid'
Cultuur: drie functies.
Cultuur: dominant, subcultuur, tegencultuur.
Zes factoren culturele diversiteit.
§4.6: Nederland verandert
Individualisering.
Globalisering.
Emancipatie.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe wordt het overgedragen:
Imitatie
Informatie
Sociale controle
Dat zijn groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdragen.
Gemeenschappen waar je gekozen/niet-gekozen toe behoort:
Gezin
School
Geloof
Overheid
Media
enz.
Anderen die je gedrag bijsturen:
Je wordt beloond voor goed gedrag
en gestraft (sancties voor slecht gedrag).
mensen hebben zich waarden, normen en gewoonte eigen gemaakt en gaan zich automatisch gedragen zoals hun omgeving van hen verwacht.
Door socialisatie ontwikkel je identiteit:
persoonlijke
sociale identiteit.
Overdragen van cultuur(kenmerken)
positief/negatief | formeel/informeel
Formele positieve sancties
Formele negatieve sancties
Informele positieve sancties
Informele negatieve sancties
§4.2
Slide 7 - Tekstslide
Cultuurrelativisme
culturen zijn gelijk
cultuur beoordelen vanuit de waarden en normen van die cultuur
Maar vaker zie je...
Cultuuruniversalisme
gaat uit van universele waarden (bv. Universele verklaring rechten mens)
culturen beoordelen vanuit die universele waarden
Oordelen over cultuurverschillen
Etnocentrisme = de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van waaruit gedacht wordt.
Is cultuuruniversalisme het Westerse etnocentrisme?
§4.2
Slide 8 - Tekstslide
Discriminatie en racisme
Angst voor het vreemde
Polarisatie
(negatieve) Reactie van de 'outgroup'
Sociale ongelijkheid
Maatschappelijke gevolgen wij-zij-denken
Xenofobie = haatdragendheid vreemde
Oneerlijke behandeling aanvechten (College rechten van de Mens).
Keren zich af van de samenleving en trekken terug in eigen groep.
Ze keren zich tegen de maatschappij of groep die hen uitsluit en gaan deze bestrijden
minder sociale cohesie
Radicalisering en extremisme
§4.3
Slide 9 - Tekstslide
H4 Pluriforme samenleving 2/2
§4.6 Patronen van integratie
Grondwetsartikelen pluriforme samenleving.
Drie fases migratie: vermijding, conflict, aanvaarding (nieuwkomers en ingezetenen).
Standpunten politieke partijen: Kosmopolitisch / nationalistisch.
§4.4 Migratie naar Nederland
Drie motieven migratie: economisch, politiek, sociaal.
Restrictief toelatingsbeleid.
Internationale verdragen: VN-Vluchtelingenverdrag, Verdrag van Schengen, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
§4.5 Europese dilemma's
Vluchtelingen Europees maatschappelijk vraagstuk: Verdrag van Schengen - uitdagingen.
Mening geven wel/niet vluchtelingen: vanuit 4 kanten bekeken.
Vier factoren die lastig maken Europees beleid.
vier motieven segregatie
drie oorzaken conflict
Slide 10 - Tekstslide
Verdrag van Schengen (1/2) maakt vluchtelingenbeleid een Europees vraagstuk
Twee uitdagingen:
Wie bewaakt de buitengrenzen?
Samenwerking is noodzakelijk i.v.m. doorschuiven vluchtelingen stromen.
Vier manieren om naar het vluchtelingenvraagstuk te kijken:
Morele kant: Het 'goede' + welzijn eigen volk versus mensen in nood
Belangen kant: wat hebben we er wel/niet aan?
Onmacht: buitengrenzen
Het recht: (internationaal)
Let op leerdoel! Je kan een mening geven over wel of niet opvangen van vluchtelingen en daarbij argumenten geven vanuit de vier verschillende kanten die in deze paragraaf besproken worden.
§4.5
Slide 11 - Tekstslide
Wat maakt één samenhangend Europees asiel- en migratiebeleid lastig?
Vier factoren:
Verschillen in pluriformiteit(kloof Oost en West Europa)
Onderlingen solidariteit (Dublin-verordening)
Nationale belangen(politieke visies regering lidstaten)