vragen par 1-2-3

Welk van deze energiebronnen is een fossiele brandstof?
A
Aardgas
B
Biomassa
C
Atoomsplijting
D
UV-b licht
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welk van deze energiebronnen is een fossiele brandstof?
A
Aardgas
B
Biomassa
C
Atoomsplijting
D
UV-b licht

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een cv ketel wordt aardgas verbrand. Aardgas is een vorm van:
A
chemische energie
B
warmte
C
elektrische energie
D
licht

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een energiebron is energie opgeslagen.

In welke energiebron zit chemische energie opgeslagen?
A
aardgas
B
wind
C
zonlicht
D
stromend water

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen fossiele brandstof?
A
Aardolie
B
Aardgas
C
Steenkool
D
Biomassa

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van deze energiebronnen is duurzame energie?
A
Aardgas
B
Biomassa
C
kernsplijting
D
Steenkool

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De energiebronnen die het belangrijkst zijn voor het gemiddelde Nederlandse huishouden zijn:
A
elektriciteit, aardgas, aardwarmte, windenergie
B
elektriciteit, aardgas, benzine, voedsel
C
waterkracht, kernenergie, benzine, voedsel
D
waterkracht, kernenergie, aardwarmte, windenergie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de energietransitie komt er een nieuw energiesysteem met vier belangrijke kenmerken.
Welk van deze vier kenmerken hoort bij:
-je huis beter isoleren?
A
energie lokaal produceren
B
gebruik van energie beperken
C
energie opslaan
D
fossiele brandstoffen vervangen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voordeel en nadeel van aardwarmte
A
gratis, ik weet geen nadeel
B
niet gratis, twee putten nodig die op afstand van elkaar staan, weten waar de buren hun putten hebben geslagen
C
gratis warmte van uit de aarde , twee putten nodig die op afstand van elkaar staan en een warmtewisselaar nodig
D
Leg het maar uit.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een windmolen zet ……….. energie om in elektrische energie
A
Chemische energie
B
Elektrische energie
C
Warmte
D
Bewegingsenergie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We kennen energiebronnen en energieomzetters. 
Sleep de onderstaande begrippen in het juiste vak.
energiebron
energieomzetter
aardgas
aardolie
olielamp
auto
monitor
accu
cv-ketel
wind
zon
zaklamp
fiets
mest

Slide 10 - Sleepvraag

12 goed 4 pnt
11 goed 3 pnt
10 goed 2 pnt
9 goed 1 pnt
8 of minder goed 0 pnt
Welke energiebron kan je gebruiken voor de energieomzetting
stralingsenergie → elektrische energie?
A
aardgas
B
biomassa
C
wind
D
zon

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het apparaat dat wordt gebruikt bij de winning van aardwarmte?
A
Warmtepomp
B
Airco
C
Warmtewisselaar
D
Stadsverwarming

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de verbranding van benzine vindt een energieomzetting plaats.
Welke energieomzetting is dat?

A
Bewegingsenergie wordt omgezet in warmte.
B
Chemische energie wordt omgezet in warmte.
C
Stralingsenergie wordt omgezet in chemische energie.
D
Warmte wordt omgezet in chemische energie.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke energieomzetting heb je in een zonnepaneel?
A
Elektrische energie in licht en warmte
B
Warmte in stralingsenergie en elektrische energie
C
Stralingsenergie in elektrische energie en warmte
D
Stralingsenergie in chemische energie en elektrische energie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De energieomzetting in een batterij is
A
van chemische energie naar stralingsenergie
B
van zwaarte energie naar bewegings energie
C
van chemische energie naar elektrische energie
D
van elektrische energie naar chemische energie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel warmte is er nodig om 1 kilogram water 1 graad Celsius in temperatuur te doen stijgen ?
A
1 J
B
4,18 J
C
4180 J
D
4,18 kJ

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken hoeveel warmte er nodig is om 200 mL water vijf graden in temperatuur te doen stijgen.
A
4180 J
B
4,18 J
C
4,1 J
D
400 J

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Peter doet 50 g water in een warmtemeter en verwarmt het met een dompelaar van 10 W gedurende vijf minuten. Hoeveel warmte is er geproduceerd ?
A
50 J
B
3000 J
C
3000 W
D
50 W

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een waterkoker van 1000 W verwarmt 1 L water van 20 graden Celsius tot het kookpunt. Hoeveel warmte moet de waterkoker leveren ?
VWO
A
334,4 kJ
B
334 J
C
344 J
D
354.9 J

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een waterkoker van 1000 W verarmte 1 L water van 20 graden Celsius tot het kookpunt. Bereken hoe lang duurt dit duurt als er geen warmte verloren gaat.
VWO
A
334 s
B
300 s
C
350 s
D
240 s

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De drie manieren waarop warmtetransport kan plaatsvinden zijn:
A
geleiding, straling en verbranding.
B
stroming, verbranding en isolatie.
C
verbranding, geleiding en isolatie.
D
stroming, geleiding en straling.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warmteverlies door straling ga je tegen
A
Door het vasthouden van de warme lucht
B
Door te isoleren.
C
Door de warmte terug te kaatsen.
D
Door luchtstroming te verminderen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warmteverlies door geleiding kan je het beste bestrijden door
A
een laag stilstaande lucht te gebruiken
B
niet geleidende materialen te gebruiken
C
de warmte te reflecteren
D
de ramen te sluiten

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de volgende feiten:
1. Als een hond het warm heeft, hangt zijn tong uit zijn bek.
2. De ruimte tussen dubbel vensterglas is gevuld met lucht.
3. Jonge vogels zijn gehuld in donsveertjes.

Toepassingen van lucht als warmteisolator herken je bij:

A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je pakt een kartonnen pak melk en een blikje limonade uit de koelkast. Het blikje voelt het koudst aan. Dit komt doordat:
A
Blik een goede warmtegeleider is.
B
Karton een betere warmtegeleider is dan blik.
C
Karton niet zo koud kan worden als blik.
D
Blik meer warmte uitstraalt dan karton.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet hiernaast een schematische weergave van een flatgebouw. Elk van de appartementen verliest warmte. Zet de appartementen in volgorde van warmteverlies. Het appartement met het grootste warmteverlies als eerste.
A
A-D-B-C
B
C-A-B-D
C
C-B-A-D
D
C-D-B-A

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies