Blok 3 Schrijven Aanhalingstekens en ingezonden brief

Blok 3 Schrijven
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 Schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wanneer je een komma moet plaatsen.
  • Je weet wanneer je een dubbele punt moet plaatsen.
  • Je kunt aanhalingstekens op de juiste plek in een zin
      plaatsen.
  • Je weet wat een ingezonden brief is

Slide 2 - Tekstslide

Komma

Slide 3 - Tekstslide

Goed of fout geschreven?
Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.

= komma tussen twee PV's

Slide 5 - Tekstslide

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.

= opsomming

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout geschreven?
Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

, wat ga je doen?

= komma na een aanspreking

Slide 9 - Tekstslide

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.

= komma voor de meeste voegwoorden

Slide 11 - Tekstslide

De komma maakt het verschil. Hiernaast staan algemene regels voor kommagebruik. Sleep de juiste zinnen naar de juiste regel.
tussen delen van een opsomming
voor de meeste voegwoorden
tussen twee persoonsvormen
voor en/of na een aanspreking
meneer Rutte, denkt u dat het herstel komende week intreedt of blijft deze ellende langer duren?
Je moet minimaal anderhalve meter afstand tot elkaar houden, zoveel mogelijk in huis blijven en sociaal contact vermijden.
Wat op dit moment in de wereld gebeurt, is misschien een waarschuwing dat er iets moet veranderen.
Mensen vierden massaal carnaval met elkaar, terwijl bekend was dat het coronavirus heerste in de wereld.

Slide 12 - Sleepvraag

dubbele punt

Slide 13 - Tekstslide

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.

= dubbele punt voor een opsomming

Slide 15 - Tekstslide

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"

= dubbele punt voor een citaat
+ aanhalingstekens

Slide 17 - Tekstslide

Aanhalingstekens
  • Directe rede
     = wat iemand letterlijk zegt
     = een citaat




Slide 18 - Tekstslide

Citaat na een dubbele punt
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."

Anouk riep: ‘Geef mij dat tijdschrift eens aan, alsjeblieft!’

Slide 19 - Tekstslide

Citaat staat vooraan
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.

 ‘Morgen moet ik mijn boekverslag voor Engels inleveren’, zei Stijn.

Slide 20 - Tekstslide

Citaat gedeeld
"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."

 ‘In de zomervakantie’, zei Kevin, ‘gaan we twee weken naar Salou.’

Slide 21 - Tekstslide

Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
  
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.

"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."

Slide 22 - Tekstslide

Verschillende aanhalingstekens
De weerman zei: 'Volgend weekend kunnen we schaatsen.'

'Volgend weekend kunnen we schaatsen', zei de weerman.

'Volgend weekend', zei de weerman, 'kunnen we schaatsen.'

Slide 23 - Tekstslide

Geen aanhalingstekens
  • Indirecte rede 
     = aangeven wat iemand zegt, maar niet
         letterlijk

    De weerman zei dat we volgende weekend kunnen schaatsen.

Slide 24 - Tekstslide

Directe rede of indirecte rede?
"Ik moet eerst mijn schaatsen laten slijpen", zei m'n moeder.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 25 - Quizvraag

Directe rede of indirecte rede?
Mijn vader vroeg waarom ze dat nog niet gedaan had.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 26 - Quizvraag

directe rede
indirecte rede
In de zin staat precies wat iemand heeft gezegd.
In de zin zie je aanhalingstekens
In de zin staat een dubbele punt.
In de zin zie je (vaak) het woordje dat.
Na de dubbele punt een de aanhalingstekens zet je altijd weer een hoofdletter.
In de zin zie je vaak: hij zegt..... hij vertelt ...... hij vraagt...

Slide 27 - Sleepvraag

Ingezonden brief
- Doel: overtuigen
- Reactie op een artikel of brief in een krant of tijdschrift
- Aparte rubriek
- Opbouw: inleiding, middenstuk en slot
- Zakelijke toon (ironie mag)

Slide 28 - Tekstslide

Opbouw van de brief
- Inleiding: noem de titel van het artikel of het bericht waarop je wil reageren (bron: krant/website en datum) en noem het onderwerp
- Middenstuk: noem jouw mening over het onderwerp (met argumenten) en reageer op de argumenten uit het artikel
- Slot: conclusie
- Naam en woonplaats

Slide 29 - Tekstslide

In hoeverre kun je nu komma's goed in een zin plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

In hoeverre kun je nu een dubbele punt goed plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ken je het verschil tussen directe en indirecte rede?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 32 - Quizvraag

In hoeverre kun je aanhalingstekens juist plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Schrijf een ding
op wat je deze les
hebt geleerd.

Slide 34 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 35 - Open vraag

Maken
Blok 3 Schrijven 
Opdracht 1.1-7, 2.1-10, 3.1-5, 4, 5.1-5

Slide 36 - Tekstslide