1v1-Lijdendvoorwerp+vnw

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

[ Woensdag 1 februari ]

Ga rustig zitten​
Telefoon in de (telefoon)tas​
Chromebooks op tafel

Planning

Nieuwe weektaak

Terugblik

Uitleg nieuwe weektaak 1

Werken aan de weektaak

Planning

Weektaak week 5:

Ik kan het lijdend voorwerp in een zin vinden en ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Grammatica § 7 en 8

opdracht 1 t/m 6  op p. 216 t/m 217

opdracht 1 t/m 4 op p. 218 t/ 219

Op welke manier vind je de persoonsvorm?

1. Door de zin vragend te maken
2. Door de zin in een andere tijd te zetten
3. Door de zin van enkelvoud naar meervoud te veranderen (of andersom)
4. Deze zijn alle drie goed

Het vakantiewerk heeft ons 50 euro opgeleverd.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Wat is het onderwerp van deze zin?

Als onderwerp kozen ze pooldieren.

1. Onderwerp
2. Pooldieren
3. Kozen
4. Ze

Lijdend voorwerp

Kijk naar deze zinnen, wat valt je op?

Johan werkt.	Annemie zoende.
Hij droomt.	Zij plukt.
Ik slaap.	Ik koop.

Lijdend voorwerp

Annemie zoende haar partner.

Zij plukt een mooie bloem.

Ik koop het boek.

De schuingedrukte woorden zijn allemaal een lijdend voorwerp.

Het lijdend voorwerp geeft aan wie iets overkomt of wat iets ondergaat.

Om het LV te vinden heb je het onderwerp en het gezegde van een zin nodig

Lijdend voorwerp

Elke zin heeft een persoonsvorm en dus een gezegde.

Bijna elke zin heeft ook een onderwerp.

Het onderwerp en het gezegde zijn de kern van de zin, ze zijn onmisbaar.

Het lijdend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet.

Je vind het door deze vraag te stellen: wie/wat + gezegde + onderwerp

Geen duidelijk antwoord op de vraag?

Dan zit er geen lijdend voorwerp in de zin

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Roggen worden in de open oceaan en bij de kust aangetroffen

1. Roggen
2. in de open oceaan
3. bij de kust
4. er zit geen lijdend voorwerp in deze zin

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Ik geef morgen een feest

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
De bouwvakker metselt een mooi muurtje

Aan de slag!

Dit uur werk je aan:

Gr § 7 ZD Lijdend voorwerp

opdr 1 t/m 3 op p. 216 t/m 217

Klaar?

Kijk je gemaakte werk na.

Werk verder aan opdr 3 t/m 6

Werk aan een ander vak

Week 5:

Grammatica § 7

opdracht 1 t/m 6 

p. 216 t/m 217

Grammatica §8

opdracht 1 t/m 4

p. 218 t/ 219

Huiswerk voor vrijdag

4 februari - 3e uur:

Grammatica §7

opdr 1 t/m 4 = af

Vrijdag bespreken we ook de repetitie