4H Economie par. 9.1

Checklist par. 9.1 vraag 2
afzet jaar 2 =
A
8.000.000 x 500
B
8.000.000 / 500
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Checklist par. 9.1 vraag 2
afzet jaar 2 =
A
8.000.000 x 500
B
8.000.000 / 500

Slide 1 - Quizvraag

Checklist par. 9.1 vraag 3
verkoopprijs =
A
9.740,50 x 0,79
B
9.740,50 / 1,21

Slide 2 - Quizvraag

Checklist par. 9.1 vraag 5
Af te dragen BTW =
A
84
B
100,80
C
16,80
D
184,80

Slide 3 - Quizvraag

Ckecklist par. 9.1 vraag 6
Op brood geldt een BTW tarief van ...
A
0%
B
9%
C
21%

Slide 4 - Quizvraag

Omzet, kosten, winst
Bij berekeningen over de omzet, kosten en winst van bedrijven altijd werken met de verkoopprijs en inkoopprijs excl. BTW
- Ontvangen BTW van klanten moet volledig aan belastingdienst worden betaald. 
- Betaalde BTW aan leveranciers mag volledig worden teruggevorderd van de belastingdienst.
- BTW heeft dus geen effect op het resultaat.

Slide 5 - Tekstslide

Checklist par. 9.1 vraag 5
Ontvangen BTW van klant 580,80 - 480 = 100,80
Betaalde BTW aan leverancier = 484 - 400 = 84
Per saldo af te dragen aan belastingdienst
100,80 - 84 = 16,80
Of
Toegevoegde waarde = 480 - 400 = 80
BTW = 0,21 x 80 = 16,80

Slide 6 - Tekstslide

Opbrengsten
Omzet = prijs x afzet
TO = p x q

Bij een vaste marktprijs van € 30,- krijgen we dan
TO = 30q

( Let op: p is verkoopprijs excl. BTW )

Slide 7 - Tekstslide

Opbrengsten
TO = 30q

GO is de gemiddelde opbrengst per product
GO = TO / q
Bij vaste marktprijs
GO = pq / q = p
GO = 30q / q = 30

Slide 8 - Tekstslide

Opbrengsten
TO = 30q

MO is de marginale opbrengst per product
de extra opbrengst als 1 product extra wordt verkocht
MO = dTO / dq
Bij vaste marktprijs
MO = 30

Slide 9 - Tekstslide

Opbrengsten
Bij een vaste marktprijs geldt:

p = GO = MO
TO is een lineair stijgende functie

zie tabel en grafiek blz 223

Slide 10 - Tekstslide

Opbrengsten
Als een onderneming zelf de prijs van een product kan vaststellen heeft de onderneming te maken met het volgende verband:

Hoe hoger de prijs, hoe lager de afzet
p (stijgt) x q (daalt) = TO (?)

Slide 11 - Tekstslide

Een onderneming verhoogt de prijs van € 5,- naar € 5,10. De afzet gaat hierdoor naar beneden van 1.000.000 naar 970.000 stuks. Bereken of de omzet zal stijgen of dalen.

Slide 12 - Open vraag

Opdracht
Oude omzet was 5 x 1.000.000 = € 5.000.000,-
Nieuwe omzet is 5,10 x 970.000 = € 4.947.000,-

Prijsstijging was ( 5,10 - 5 ) / 5 x 100 = 2%
Vraagdaling was ( 970.000 - 1.000.000 ) / 1.000.000 x 100 = -3%

Slide 13 - Tekstslide

De omzet zal stijgen als ...
A
De procentuele stijging van p groter is dan de procentuele daling van q
B
De procentuele stijging van p kleiner is dan de procentuele daling van q
C
De procentuele daling van p groter is dan de procentuele stijging van q
D
De procentuele daling van p kleiner is dan de procentuele stijging van q

Slide 14 - Quizvraag

Tabel en grafiek blz 224
De maximale omzet wordt bereikt bij een prijs van ...(1) en een afzet van ...(2)
A
1 > 1.100 2> 800
B
1> 1.100 2> 525
C
1> 2.100 2> 800
D
1> 2.100 2> 525

Slide 15 - Quizvraag

Hw.
Checklist par. 9.1 en 9.2 ( niet 23 en 26 )

Slide 16 - Tekstslide