Doel II - Hoofdletters en leestekens

Doel II - Hoofdletters en leestekens
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel II - Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer ik deze week?
- Je kan  punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruikt

- Je kan dubbele punt, aanhalingstekens en hoofdletters gebruiken bij een citaat

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens (interpunctie)
  • Bij namen

Henk de Vries vroeg aan mevrouw Van Dam wat ze wilde drinken. 

Henk de Vries --> met voornaam dan geen hoofdletter bij voorzetsel
mevrouw Van Dam --> zonder voornaam dan een hoofdletter bij het voorzetsel/lidwoord
 familie Van der Zanten --> hoofdletter bij het eerste voorzetsel/lidwoord 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens (interpunctie)
  • Woorden die afgeleid zijn aardrijkskundige namen

Langs het Noord-Brabantse Heusden stroomt de Maas. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens (interpunctie)
  • Begin van een zin
  • Begin van een citaat 

Gisteren ben ik nog even op visite geweest bij mijn oma.
Mirjam zei: 'Goedemorgen allemaal, fijn dat jullie er zijn.'

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens (interpunctie)
Geen hoofdletters bij:

  • Dagen (maandag, dinsdag)
  • Maanden (januari, december)
  • Seizoenen (herfst, zomer)
  • Windstreken (noord, westen, zuidelijk)

Slide 6 - Tekstslide

jan des bouvrie was een bekende nederlandse ontwerper

Slide 7 - Open vraag

familie van der vaart ging afgelopen vrijdag in het noorden van friesland varen.

Slide 8 - Open vraag

Citaten
Citeren = het letterlijk opschrijven wat iemand zegt
  • Directe manier --> Anita vraagt: 'Hoe gaat het?'
  • Indirecte manier --> Anita vraagt hoe het gaat.
 
Aaron zegt: 'Vergeet je niet in te schrijven!'
Aaron zegt dat je niet moet vergeten om je in te schrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Direct / indirect

Slide 10 - Tekstslide

Citaten
Citeren = het letterlijk opschrijven wat iemand zegt
  • Citaat achteraan --> Hamza vroeg: 'Hoe laat gaan we eten?'
  • Citaat vooraan --> 'Hoe laat gaan we eten?' vroeg Hamza.

Citaat achteraan --> De mevrouw in het publiek zei: 'Daar ben ik het niet mee eens.'
Citaat vooraan --> 'Daar ben ik het niet mee eens', zei de vrouw.

Slide 11 - Tekstslide

de dokter zei elke dag insmeren

Slide 12 - Open vraag

de dokter zei dat ik me elke dag moet insmeren

Slide 13 - Open vraag

Komma's

Slide 14 - Tekstslide

Komma's
  • Tussen delen van een opsomming
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Voor voegwoorden (want, zodat)

Kees, je moet nog afwassen, strijken, opvouwen en poetsen.
Als ik slaap, snurk ik, want ik heb een verstopte neus. 

Slide 15 - Tekstslide

Bah er zit iets smerigs op mijn broek shirt en sneakers

Slide 16 - Open vraag

Ik wil snel naar huis want de pakketdienst staat zo voor de deur

Slide 17 - Open vraag