VEI M3 3.1 Genotype en fenotype + 3.2 geslachtschromosomen 2024

Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3.1 en 3.2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3.1 en 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen bij 3.1 en 3.2
allel                                               Variant van een gen; elk gen bestaat uit twee allelen.
fenotype                                     Alle eigenschappen van een organisme.
gen                                                De stukjes DNA die samen de informatie voor een erfelijke                                                                                eigenschap  bevatten.
genotype                                    De informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme;                                                            alle genen in een celkern samen.
dominant allel                          Allel dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk.
heterozygoot                           Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap.
homozygoot                            Twee gelijke allelen voor een bepaalde eigenschap.
intermediair fenotype         Fenotype waarin beide allelen even sterk tot uiting komen.
recessief allel                          Allel dat alleen tot uiting komt als er geen dominant allel is.



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen bij Thema 3 Erfelijkheid
Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
Je kunt toelichten wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven. (SE)
Je kunt beschrijven dat katten informatie over de vachtkleur doorgeven via de geslachtschromosomen.
Je kunt methoden beschrijven om organismen te klonen en uitleggen wat de functie van klonen is.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

celkern
Chromosoom
gen
DNA

Slide 7 - Tekstslide

Chromosoom, gen en allel
Blz. 168 tekstboek
Begrip
Omschrijving
Chromosoom
Gen
Allel

Slide 8 - Tekstslide

Begrip
Omschrijving
Chromosoom
Bestaan uit DNA. DNA bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen
Gen
Stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor één eigenschap. Genen kunnen aan of uit staan
Allel

Elk gen bestaat uit 2 allelen, één op elk chromosomen. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaat het genotype?
Genotype: de informatie voor alle erfelijke eigenschappen samen. 

  • ontstaat op het moment van bevruchting
  • alle genen samen zijn het genotype van een nieuw organisme.
  • Blijft altijd hetzelfde

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Chromosoom
Chromosoom

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ontstaat het fenotype?
Fenotype: alle zichtbare en onzichtbare eigenschappen van een organisme
  • wordt bepaald door het genotype en door leefstijl en omgeving
  • komt tot stand door genotype en invloeden uit het milieu
  • kan veranderen door allerlei oorzaken


Slide 13 - Tekstslide

Mens: 46 chromosomen
            23 paren

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

3.2 Genen
  • Je kunt verschillende allelen hebben voor een eigenschap, welke eigenschap krijg je dan? Bijv. Je hebt een allel voor rood haar en een allel voor bruin haar. 

Slide 16 - Tekstslide

2 x gen voor haarkleur
Allel
rood haar
afkomstig van vader
Allel:
rood haar
afkomstig van moeder

Slide 17 - Tekstslide

2 x  zelfde allel voor haarkleur = HOMOZYGOOT  aa (of AA)
a is het recessieve allel, die komt alleen tot uitdrukking (je ziet de eigenschap alleen) als er 2 van zijn!

allel: rood haar
allel:
rood haar

Slide 18 - Tekstslide

allel: donker haar
allel:
rood haar

Slide 19 - Tekstslide

gen: donker haar
gen:
rood haar
Twee verschillende allelen (voor haarkleur) HETEROZYGOOT Aa
A is het dominante allel, komt altijd tot uitdrukking.

Slide 20 - Tekstslide

Homozygoot &  heterozygoot
  • De ouders zijn heterozygoot, het gen voor haarkleur bestaat uit twee verschillende allelen voor haarkleur. 

  • Bruin haar is het dominante allel, die komt altijd tot uitdrukking. (Hoofdletter B of A)

  • De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde allelen in het gen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma. (Aa of Bb)
    Rood haar is het recessieve allel (a). Alleen bij 2 van deze allelen zichtbaar


Slide 21 - Tekstslide

Intermediair
Wanneer geen van beiden allelen dominant is, ontstaat een intermediair fenotype.     






Kruising witte kip met zwarte haan
    VzVz X VwVw  wordt VzVw



Vz
Vz
Vw
VzVw
VzVw
Vw
VzVw
VzVw

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Waar bevindt zich alle informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme.

Slide 24 - Open vraag

Zijn alle eigenschappen tussen broers en zussen gelijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Noem 3 erfelijke eigenschappen

Slide 26 - Open vraag

Kun je in elke cel zien of je een jongen of meisje bent. Leg je antwoord uit

Slide 27 - Open vraag

Een jongen heeft XY chromosomen
A
juist
B
niet juist

Slide 28 - Quizvraag

Neem nu de Begrippen bij 3.1 en 3.2 over in je schrift
of maak flitskaartjes
allel                                               Variant van een gen; elk gen bestaat uit twee allelen, 1 va moeder, 1 van vader.
fenotype                                     Alle eigenschappen van een organisme.
gen                                                De stukjes DNA die samen de informatie voor een erfelijke  eigenschap  bevatten.
genotype                                    De informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme;   alle genen in een celkern samen.
dominant allel                          Allel dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk. (A)
heterozygoot                           Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap. (Aa)
homozygoot                            Twee gelijke allelen voor een bepaalde eigenschap. (AA)
intermediair fenotype         Fenotype waarin beide allelen even sterk tot uiting komen.
recessief allel                          Allel dat alleen tot uiting komt als er geen dominant allel is. (a)



Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag.
Bs 1 en 2 thema Erfelijkheid en evolutie
Alle vragen behalve de + vragen.
Open vragen beantwoorden in je schrift in hele zinnen!

Slide 30 - Tekstslide